Yerseke: atlantisch dorp Als pronkstukken van een edelsmid worden ze voor ons op tafel gelegd, vier echte Zeeuwse oesters, vier juwelen enkel om naar te kijken. Het zijn nakomelingen van het broed dat in de barre winter van tweeënzestig op drieënzestig gedecimeerd werd. Van miljarden larven op dak pannen en schelpen hebben misschien duizenden de vorstcatastrofe overleefd, deze vier behoren tot het schaarse nakroost. „De natuur herstelt zichzelf", beleert ons de oesterkweker. „Als we ons uniek mooie water maar behouden konden, zou er na verloop van tijd weer voldoende Zeeuws broed zijn om mee verder te kweken". L. W. de Bree M. P. de Bruin Foto's C. A. L. Kotvis Tegenwoordig voert men zaaioesters aan uit Frankrijk. In maart, april worden ze uitgezet op percelen in de Oosterschelde. Dank zij de uitzon derlijke rijkdom aan plankton in deze zeearm gedijen de Fransen hier beter dan in hun geboor teland. In het najaar wordt het produkt opgevist en geschoond de zeepokken worden er afge krabd en de slippers (muiltjes, pantoffelslakken); daarna verhuist de oester naar een binnendijks zoutwaterbassin. „Wij noemen dat het natte pak huis", zegt onze begeleider. Zodra het gaat vrie zen, moet het natte pakhuis verwarmd worden, want de oester is temperatuurgevoelig. En de :hoonmaak van een oesferbassin 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 15