het natte pakhuis I I verwarming van een bassin brengt weer zorg mee voor het zuurstofgehalte van het water. We staan nu aan de rand van zo'n bassin en staren op een indrukwekkende partij van uitge lezen exemplaren, die wacht op verzending. De markt ligt vanouds buiten de Nederlandse gren zen, slechts een bescheiden deel van de oester- produktie is voorbestemd om Nederlandse tongen te strelen. „De grootste exemplaren u weet wel, de zes nullen gaan gewoonlijk naar Duitsland, een Duitser houdt van groot. De middelmaten vinden veel aftrek in België en Frankrijk, de klein tjes verhandelen we aan warenhuizen, ook weer in Brussel en Antwerpen. De kwaliteit van groot en klein is dezelfde". We knikken. „Lusten jullie oesters"? Knikken en slikken. „Laten we dan de loods eens binnenlopen". Daar staan de platte houten bakken, gevuld met het kostelijkste goed dat de Oosterschelde voort brengt; daar staan ook de spanen vaatjes waarin de oesters zorgvuldig worden gevlijd, het bolle schelpdeel omlaag, teneinde vochtverlies te ver mijden. Daar ligt ook het zeewier waarmee een zending wordt afgedekt. Benijdenswaard hoe gemakkelijk onze gastheer het oestermes hanteert! „Ik zal u eerst een Portugees laten proeven. Ze zijn wat kleiner van stuk, wat hoger van schelp en de smaak enfin, probeert u maar". We buigen het hoofd licht achterover en laten de delicatesse op de tong glijden. Terwijl ik de zilte zachtheid op de lippen naproef, besef ik hoe gering de woordenschat is waarmee we sma ken aanduiden. Zoet, zuur, zout, bitter, kruidig, rins, zilt; met enige moeite vind je nog een paar andere, maar al gauw zoek je een toevlucht in het vergelijk: lauriersmaak, notensmaak, graan- smaak. Nu, de Portugese oester smaakt goed, als alle oesters fris en zilt. Intussen heeft onze gastheer drie Franse geopend. Ze zijn abso luut anders, maar even zilt en strelend zacht. Nog eens een Portugees, gevolgd door een plat te Fransman. We kijken elkaar aan. „De Portugees heeft iets van komkommersmaak", zegt Rien de Bruin. „Hij lijkt me wat tranig", vindt Cor Kotvis. „Dat klopt", zegt de schenker, „Portugese oesters zijn iets vetter". De Portugezen passen zich moeilijker aan dan de Fransen, er komt veel sterfte onder voor. 1971 is overigens een bijzonder goed oesterjaar ge weest. Na de sluiting van de Volkerakdam is het zoutgehalte op de percelen hersteld. Terwijl in voorafgaande jaren soms zout aan het water moest worden toegevoegd, profiteert de oester nu tenvolle van een natuurlijk leefklimaat. „Leeft bij de kwekers nog altijd hoop dat de re gering de oesterteelt zal trachten te redden"? „Wis en waarachtig! Het zou een schandaal zijn wanneer een uniek bestaansmiddel als het onze niet gered werd. Wat er precies moet gebeuren weten we natuurlijk niet. Het plan-pijpleiding is naar de achtergrond gedrongen; je leest nu weer van een verdeling in compartimenten zout, brak Öesterssrteerders

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 16