"omdat het moet".
kroon van eiken is knoestig en warrig, van
beuken wijd uitgespreid, van linden gaaf en
rond, van essen smal en opgaand. Berken zijn
kenbaar aan een zeer ijle kroon van dunne
overhangende twijgen. Ook de schors geeft grote
verschillen, diep gegroefd bij eiken en populieren,
glad bij essen, witgeschilferd bij berken en
geelgroen bont gevlekt bij platanen, die dan in
de winter ook nog duidelijk herkenbaar zijn
door lange, kogelronde vruchten aan de kale
takken. Wilde en tamme kastanjes zijn te onder
scheiden aan de bladeren, de eerste met hand
vormige, de andere met enkelvoudige, scherp
gezaagde bladeren. Ook de bloeiwijze is zeer
verschillend: witte en roae 'kaarsen' met grote
bloemen aan de wilde kastanje; groenig-gele
langgerekte trossen met kleine bloemen aan de
tamme kastanje. Wie kent verder niet de witte
bladeren van de abeel, die bij een sterke bries
wel lijkt geheel in bloei te staan.
Ik heb wel eens de moeite genomen in Zeeland
na te gaan waar bijzondere bomen groeien en ik
heb daarbij veel oude, zeer fraaie bomen, soli
tair in tuinen of bij oude gebouwen gezien en ik
ben er van overtuigd, dat er nog vele zijn, die ik
niet gezien heb. Graag zou ik over die bomen
iets willen zeggen. Zo vond ik in Middelburg op
drie verschillende plaatsen en bij de hervormde
kerk in Kloetinge Vleugelnootbomen, eerbied
waardige exemplaren met samengestelde blade
ren als van de es, maar veel langer en in de
zomer behangen met tot dertig centimeter lange
slingers van gevleugelde nootjes. Bij het pomp
station te Oranjezon staan een zevental exempla
ren van de Hemelboom, in Nederland zeldzame
soort, die wat zijn blad betreft op de vleugel-
noot lijkt, doch met meer blaadjes aan een blad
en enkele klieren in de okseltjes aan de onderzij
de. Zij missen ook de lange vruchtenslingers. In
Middelburg staat in een grote tuin in de Kuipers
poort een fraaie Catalpa, ook wel Trompet-
boom genoemd, wegens de vorm van de witte
bloemen met gele strepen en violette punten. Op
het dorpsplein te Nisse vond ik een Anna
Paulownaboom, die in de nazomer grote trossen
bloemknoppen ontwikkelt, die pas in het voor
jaar, voordat het blad verschijnt in bloei komen.
De grote klokvormige bloemen zijn lichtblauw
van kleur met gele strepen en bruine punten. Op
de buitenplaats Berkenbos staan bij de goudvis
vijver een drietal hoge moerascypressen met
spitse, naar de hemel wijzende, kronen en knie-
vormige ademwortels langs de vijverrand tot
ver buiten hun kroonoppervlak. Verspreid door
de hele provincie groeien grote zomer- en winter-
eiken, kastanjes, essen en olmen. De laatsten
zijn sterk verminderd door het optreden van de
iepziekte, maar er blijven er toch nog al wat
over. Prettig is het bovendien, dat door de
kwekers thans soorten worden gekweekt, die
resistent zijn tegen deze ziekte. Een aparte
vermelding verdienen de z.g. grensbomen, meest
al linden, die geplant werden op grensscheidin
gen, b.v. van ambachtsheerlijkheden, doch ook
wel om de grens van weiderecht op dijken aan
te geven. De gerooide vier linden aan de
's-Gravenpolderse weg waren grenslinden. Te
Hengstdijk staat een zeer mooie grensboom op
de grens van de Plattendijk en een andere dijk
en onder Nieuwdorp een linde ter afpaling van
weiderecht, die een opvallende windvorm ver
toont. In de zeezijde van de Manteling op
Walcheren zijn door binnenwaartse verplaatsing
van het duin achter Berkenbos meerdere oude
eiken voor een groot deel overstoven, zodat de
stam diep in het zand zit en slechts iets meer
dan de kroon er boven uitsteekt. Een interessant
en zeldzaam verschijnsel, dat mij aanleiding gaf
het door een winterse foto te documenteren.
Bomen hebben een lang leven, doch ook voor
hen komt eenmaal het einde. Alsdan nemen
paddestoelen bezit van de resten om ze terug te
brengen tot aarde. Veel klein grut, maar ook
grote houtzwammen, zoals Berkenzwammen, Za-
delzwammen en Doolhofzwammen doortrekken
stam en takken met hun mycelium en van tijd
tot tijd kunt u dan de hoeden der paddestoelen
aan de buitenkant vinden. Zo vond ik in het duin
een nog niet zo oude berk, bezig te vergaan en
met enkele Berkenzwammen getooid, mijmerend:
tot „ik neersrort in de naam van God, omdat
het moet".
20