3.
Beunke, Mr. F. J.
Kornalijnhorst 420
Den Haag
4.
Boone, P.
Penninghoeksingel 25
Middelburg
5.
Broeder, Ds. Joh.
Hervormde Pastorie
Dorpsstraat 14
Ritthem
6.
Bruijning, Ir. A. E.
Oostsingel 72
Goes
7.
Dekker, J. T.
Ring 26
St. Annaland
8.
Dominicus, F. P.
Noordstraat 58
Westkapelle
9.
Dominicus-Sevenster,
Mevr. Dr. G.
Kerkweg la
Wemeldinge
10.
Graafhuis, A.
Cobra Dreef 16
Utrecht
11.
Louws, M. C.
Hugo de Grootlaan 12
Middelburg
12.
Luijk, A. van, arts
Thorbeckestraat 5
Leiden
13.
Maljers, Drs. F. A.
Bloemcamplaan 23
Wassenaar
14.
Maljers, Drs. P. C.
Koudekerkseweg 161a
Middelburg
15.
Meester, Th. H. de
Gemeentehuis
Zierikzee
16.
Sanderse, P.
Seissingel 12b
Middelburg
17.
Sap, Ir. H. P.
Kruitmolenlaan 92
Middelburg
18.
Sponselee, G. M. P.
Saxhavenstraat 5
Hulst
19.
Vermeulen, Th. A.
Laan van Moerkerken 4
Mijnsheerenland
20.
Vlieger, A.
Top Naefflaan 13
Amstelveen
21.
Vos, Mr. D. F.
Koninginnelaan 8
Middelburg
22.
Vijlbrief, J. H.
Brigdammestraat 16
Middelburg
23.
Buys Ballot,
Drs. A. F. K.
le Fèvre de Montigny-
laan 77
Rotterdam
24.
Korstanje, A.
Bessestraat 1
Goes
DE VERVUILER BETAALT! OF NIET?
Voor de juridische werkgroep hield mr J. M. Polak,
hoogleraar aan de landbouw-hogeschool te Wage-
ningen op donderdag 20 januari j.l. een interessant
betoog over ,,de vergoeding en toerekening van
kosten van economische groei".
Spr. constateerde niet alleen groei in de economie,
maar ook een groei in het onderwerp: de bestude
ring van de consequenties van milieuvervuiling.
Deze groei brengt mee een uitdijend milieurecht:
de wet verontreiniging oppervlakte wateren, wet
op de luchtverontreiniging, wetsontwerp inzake de
bodemverontreiniging etc.
Langs alle kanten is er ontwikkeling; een codifi
catie daarvan op dit ogenblik achtte de spreker nog
niet gewenst. Daarvoor is teveel nog in beweging.
Dit betekent echter niet dat de samenhang buiten
beschouwing moet worden gelaten.
Een bijzonder aspekt bij deze gehele materie is het
vraagstuk van de kosten, waarop spreker zijn be
toog wilde concentreren. In het bijzonder wilde de
hoogleraar het adagium „de vervuiler betaalt"
dat nu in elke wettelijke regeling is binnengeslopen
nader onder het oog zien.
Dat dit uitgangspunt voor de wet zo vanzelfspre
kend is, trok de spreker ernstig in twijfel. Er pleit
uiteraard wel iets voor dit standpunt b.v. de prikkel
tot beperking of het nalaten van verontreiniging.
Ook wordt in deze gedachtengang naar veler ge
voel recht gedaan aan het populaire profijtbeginsel.
Toch zijn deze voordelen gebaseerd op de gedachte
die spreker overigens naïef noemde dat het
allemaal valt uit te rekenen, d.w.z. economisch
getoetst kan worden.
De bezwaren wegen volgens spreker zeer zwaar.
Hij somde de volgende op:
1. de maatstaven zullen enorme moeilijkheden
geven. Voor waterverontreiniging zou men nog
wel een grondslag voor de heffing kunnen vin
den, doch bij luchtverontreiniging wordt dit
veel moeilijker. Wie draagt wat bij en tot welk
aandeel in de vervuiling? De deskundigen raken
het hierover niet gemakkelijk eens. Lange pro
cedures staan in het vooruitzicht.
2. het apparaat dat voor de heffing en controle
nodig is legt een claim op het beschikbare
potentieel aan deskundigen. Kan men deze niet
beter inschakelen voor het zuiver maken van
het milieu dan voor de controle daarop? Boven
dien zal het controle-apparaat zeer kostbaar
zijn.
3. een gedecentraliseerd stelsel van heffingen
bergt in zich een verschil in belasting. Dit kan
alleen maar goedgemaakt worden door subsidie
en/of fiscale maatregelen, die de concurrentie
verstorende effecten teniet doen.
4. er moet een passend bestuurlijk stelsel zijn ter
uitvoering van de maatregelen. Wie zal de
dienst uitmaken in de lichamen aan wie de
zorg voor het milieu is opgedragen? Wie en hoe
worden de belanghebbenden vervuilers
vertegenwoordigd? Zowel hier als elders be
hoort te gelden: no taxation without represen
tation.
5. Welke kosten moeten uit de heffingen worden
bestreden? Men kan denken aan de kosten
van het meetnet, de controle etc. Valt research
daaronder? Dit zijn zeer wezenlijke problemen.
Spreker meende te moeten constateren, dat de naar
perfectie strevende Nederlander het beginsel in de
wetgeving te ver heeft doorgevoerd. Er worden
problemen overhoop gehaald, waarvan men zich
kan afvragen of het de moeite loont, daarvan de
kosten door te berekenen.
Spreker vraagt zich tenslotte af, of hier geen spra
ke is van een schijnprobleem, aangezien alle kos-
30