Tabel 2. Overzicht van de funkties van verschillende typen oecosystemen. cultuurgebied industriegebied, woonqebied -a a inelbioindustrie agrarisch gebied com promis- gebied natuurgebied jong volgroei: Woonfunktie _i_ Recreatieve funktie Voedselproduktie Overige produkties Reinigende funktie -F Regulerende funktie m.b.t. plagen Regulerende funktie m.b.t. klimaat Signaalfunktie 4- Funktie als genenreservoir Funktie voor oecologisch onderzoek zekere hoogte berekenen uitgaande van het inwo nertal. Hierbij speelt echter de levensstandaard ook mee, want het maakt bijvoorbeeld een groot verschil in benodigde oppervlakte landbouw grond of we aan onze eiwitbehoefte voldoen door het eten van erwten en bonen of door het consumeren van een biefstukje. In principe gaat alle grond nodig voor wonen, werken en land bouw af van de oppervlakte beschikbaar voor natuurgebied. Waar ligt nu het juiste evenwicht? Odum (1971) maakte op grond van oecologische overwegingen een schatting voor een gezonde indeling van de Amerikaanse staat Georgia en kwam tot een verhouding van 60% cultuurgebied en 40% natuurgebied. Voor de provincie Zeeland is de bestaande verhouding, wanneer we het water niet meerekenen, ongeveer 95% tegen 5°/o. Odum schatte ook waarden nodig per hoofd van de bevolking en vond dat per Amerikaan met een hoge levensstandaard 0,8 ha natuurgebied nodig was. Per Zeeuw, met weliswaar een wat minder hoge levensstandaard, hebben we slechts 0,028 ha! Nu is het in de eerste plaats nog niet nauwkeu rig vastgesteld met hoeveel natuurgebied we werkelijk toe kunnen, dan weten we ook nog niet op welke oppervlakteschaal we deze proble matiek moeten bekijken, en in de derde plaats moeten we ook rekening houden met gebieden buiten Zeeland. Het klimaat en de neerslag hangen samen met grote delen van het noorde lijk halfrond, het Scheldewater komt tot ver uit België en Frankrijk, insekten, vogels en vleer muizen verplaatsen zich over grote afstanden, plantenzaden en sporen worden door de wind over enorme afstanden verspreid en er zijn nog allerlei andere samenhangen aan te wijzen tussen het Zeeuwse milieu en dat van de omrin gende gebieden. Maar het lijkt niet verstandig erop te vertrouwen dat men er in de omringen de gebieden wel voor zal zorgen dat er voldoen de natuurgebieden zijn om ook het Zeeuwse grondgebied te 'bedienen'. Aangezien het niet onwaarschijnlijk is dat we met de Zeeuwse oppervlakte aan natuurgebieden ver onder de maat zitten, moet één van de uitgangspunten voor het 'milieumodel' in de nota De ontwikkeling van Zuidwest-Nederland, het absoluut handhaven van de bestaande natuurge bieden als een basis van wijs beleid worden gezien. Mocht er na voortgezette studie nog wat vanaf blijken te kunnen, dan is dat geen pro bleem, maar het opnieuw scheppen van natuur gebieden is veel en veel moeilijker. Een schorre- gebied als het Zwin of het Verdronken Land van Saaftinge kost zeker 50 jaar aan ontwikkelings- tijd, een duingebied als dat van Schouwen of Voorne meerdere eeuwen! Ook mag men een stuk land met bomen niet meteen een bos noemen, want de bomen vormen slechts één aspekt van de totale levensgemeenschap, die ook in dit geval al gauw tientallen, zo niet honderden jaren voor zijn ontwikkeling nodig heeft. Richtlijnen voor de indeling van het milieu. Hiervoor zijn zes typen oecosysiemen voor de com partimentering van ons landschap genoemd: 1. woongebieden; 2. industriegebieden; 3. agrari sche gebieden; 4. compromisgebieden; 5. jonge natuurgebieden en 6. oude, volgroeide natuurge bieden. Op grond van hun eigenschappen kunnen we de volgende opmerkingen over hun situering in het landschap maken (fig. 2). Fig. 2. Mogelijke relaties tussen verschillende typen van oeco systemen: 1 woongebied; 2 industriegebied; 3 agrarisch gebied; 4 compromisgebied5 jong natuurgebied; 6 oud, volgroeid natuurgebied. Ge trokken lijnen geven aan welke typen het beste aan elkaar kunnen grenzen; gestippelde lijnen geven min der ideale begrenzingen aan. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 6