Het duingebied van Schouwen behoort tot de meest volgroeide oecosystemen van Zeeland. (Foto Jan de Kam).
1. Woongebieden: kunnen we in principe vrij
kiezen. Er zijn in het Zeeuwse landschap slechts
weinig gebieden die op grond van oecologische
overwegingen ongeschikt zijn als woongebied. Wel
zullen we om andere redenen vaak graag aan
sluiting zoeken bij de historisch gegroeide kernen.
Om wille van de bewoners zullen we woongebieden
bij voorkeur niet aan industriegebieden willen
laten grenzen. Om reden van de neveneffecten
van het woongebied is het ook niet goed moge
lijk het woongebied aan de natuurgebieden te
laten grenzen. De beste buren voor het woonge
bied zijn de agrarische gebieden en de compro-
misgebieden.
2. Industriegebieden: in principe moeten we bij
industriegebieden altijd rekenen op vervuilende
invloeden, al was het alleen maar tijdens calami
teiten. Woon- en natuurgebieden zijn daarom
niet geschikt als aangrenzende systemen. Het
beste kan die funktie misschien worden vervuld
door de compromisgebieden en voorts door de
agrarische gebieden. Ontstane schade kan daar
in zeer vele gevallen in de loop van één jaar
ongedaan worden gemaakt.
3. Agrarische gebieden: in tegenstelling tot beide
voorgaande typen zijn we niet vrij om agrari
sche gebieden geheel willekeurig te kiezen. Het
bedrijf is immers gebonden aan bepaalde grond
soorten en aan goed water. Als buurman is het
agrarisch gebied relatief onschuldig; de meeste
schade kan het nog doen in oude, volgroeide
natuurgebieden. Zelf ondervindt het weinig last
van woongebieden, compromisgebieden en jonge
natuurgebieden. Alleen industriegebieden vormen
buren van twijfelachtig allooi, hoewel er mee te
leven valt.
4. Compromisgebieden: deze gebieden met zowel
een produktieve funktie als een milieureguleren-
de funktie zijn als een soort allemansvrienden
te beschouwen. Als voorbeeld zou men kunnen
denken aan het water van de Westerschelde dat
als funkties zou kunnen hebben: biologische
zelfreiniging, visserij, scheepvaart en rekreatie
en aan groenzones met als funkties die van
bufferzone en die van een bescheiden agrarische
produktie, bijvoorbeeld van hout.
5. Jonge natuurgebieden: deze liggen in de
praktijk geografisch vasf omdat we gewoon de
tijd niet hebben om ze nog te verplaatsen. Ze
zijn niet of nauwelijks te combineren met woon-
en industriegebieden, maar in de meeste gevallen
wel met de agrarische en compromisgebieden.
De meest ideale combinatie voor beide part
ners is echter die met oude, volgroeide natuur
gebieden.
7