,s* pn rra f s 11>xet.
f J*\ A-V/>,-
viA^J, KV'J<
£vM»^Mggjï%feg«ft£è>3«i/«iw /'Vm si
Ttlli I) li AT (i «F
w// 'j>&srmsTJB# J.
i' *V T 'i Al .-i,//,<*>-.' ..V„ .v^W5
/i, /W <-/ m$?
')/4(pitJwMf ./«/>->>$,/,4*. &K0
singen om kruit gevraagd. Na veel heen en weer
geschrijf kan de stad het kruit krijgen. De
voorraad die gevraagd wordt is zo groot, dat de
agent aan het hof daarover een opmerking
maakt in verband met een onvoorzien oproer.
Antwoord: de koningin wil het. Even later wil
Elizabeth in plaats van kruit, daar munitie zeer
schaars is, het benodigde geld ervoor sturen.
5 december is er nog geen antwoord over het
kruit, de pieken enz. (de voornaamste behoeften
van Vlissingen). Het andere wapentuig is nog bij
de Staten in behandeling. Op deze wijze gaat het
nog een poosje door. Intussen schrijft prins
Maurifs aan Robert, dat hij de kwestie van de
fortificaties serieus aan de Staten heeft voorge
legd.
In een brief van 2 april 1596 aan Robert wordt
gezegd, dat sommige leden van de Staten-Gene-
raal zelf adviseren er bij de koningin op aan te
dringen een sterk garnizoen in Vlissingen te
houden met het oog op onenigheid tussen de
burgers of schippers en de Engelsen, die er
anders uit zouden worden gegooid. Uvedall
meldt later dat verbeteringen aan de fortificaties
zijn aangebracht. Verder heeft hij het over de
maatregelen die zijn genomen voor het in stand
houden van de compagnieën en de veiligheid van
de stad. Op 22 mei bericht Uvedall dat de Staten
(met Staten alleen worden altijd de Staten van
Zeeland bedoeld) de boeren van Walcheren bevel
hebben gegeven zich te bewapenen. Hij vindt het
beschamend, dat zij beter van munitie worden
voorzien dan het garnizoen, zodat de gouverneur
genoodzaakt zal zijn kruit bij de Staten te
lenen; daarom dringt hij erop aan kruit uit
Engeland te zenden.
Het jaar 1596 was een bewogen jaar. Met eerst
de bedreiging van Hulst door de Spanjaarden en
het voorbarig optimisme dat de Kardinaal de
aanval niet aandurft. Vervolgens de verovering
van Hulst met als gevolg dat de Engelsen bij Axel
een dijk moeten doorsteken om de vijand te
verhinderen de stad te naderen. En weer krijgen
we in het voorjaar van 1597 berichten over
behoeften aan kruit en levensmiddelen, over
betaling van het garnizoen, alles met de regel
maat van de klok. De positie van Robert Sidney
in dit alles is die van de man tussen twee vuren.
Als er in Vlissingen moeilijkheden waren, dan
dikwijls tevens aan het hof. Een bericht van zijn
agent aan het hof meldt 19 mei 1597 bij monde
van Lady Warwick, dat de koningin beweert dat
56