Het wonder van Vlissingen
P. f. Meertens
Sinds er sprake was van cultureel en letterkun
dig leven in Zeeland, is het altijd Middelburg
geweest dat daarin de toon aangaf. De oudste
stad van het gewest was vanouds de belangrijk
ste en volkrijkste handelsstad, de zetel van de
regering en toonaangevend als centrum van de
wetenschap; binnen haar muren lag het grootste
klooster en haar Latijnse school had meer
leerlingen dan welke andere ook. Het was de
enige Zeeuwse stad die in aanmerking was
gekomen voor de stichting van een universiteit,
en toen dat mislukt was van een illustere school.
Wel kwam die maar moeizaam van de grond en
werd haar bestaan enkele malen onderbroken,
maar geen enkele andere Zeeuwse stad zou naar
een zo pretentieuze instelling zelfs maar getaald
hebben.
Daarnaast neemt Vlissingen een veel bescheide
ner plaats in. Dank zij zijn gunstige ligging was
zijn haven al vroeg zo belangrijk dat Karei V de
stad 'Koningin en sleutel van Nederland' had
kunnen noemen. Toen een grotere haven nodig
bleek, wist de rivaal Middelburg zich tegen deze
plannen te verzetten, en met succes. De nieuwe
haven kwam er pas nadat de stad in 1572 op
eigen initiatief de zijde van Oranje had gekozen.
Sindsdien ging ze een bloeitijd tegemoet; de stad
en haar haven werden herhaaldelijk uitgebreid,
ondernemende kooplieden uit de Zuidelijke Ne
derlanden brachten er de handel tot steeds
groter bloei en in de 17de eeuw bracht vooral de
kaapvaart er grote welvaart. Vlissingen had
behoefte aan scheepsvolk, dat het onder de
vissers en boeren van Westkapelle en Zoutelande
vond, maar ook onder het rauwe volk dat zijn
fortuin zocht waar het te vinden was. Daaruit
kwamen scheepsbevelhebbers en zeekapiteins
voort, maar geen mannen van wetenschap en
kunst. Het was al mooi dat Vlissingen een
rederijkersgilde had, maar de enige van zijn
leden wiens naam in de letterkunde is blijven
voortleven, Jeronimus van der Voort, was een
uitgeweken Zuidnederlander.
Dat blijft zo, twee eeuwen lang. In het eerste
kwart van de 17de eeuw beleeft Middelburg zijn
nooit meer overtroffen letterkundige bloeitijd,
met dichters en schrijvers als Cats, Van Beau
mont en De Brune. Gaandeweg wordt zijn bete
kenis als letterkundig centrum echter minder, en
je Wolff
üo Hollands Admiraal