Twee stedehuizen
f. de Hoogh
Als bij zovele plaatsen in Nederland, voert de
geschiedenis van Vlissingen terug tot een kleine
nederzetting bij een veer, in dit geval op Vlaan
deren. Dit Oud-Vlissingen moet niet gezocht
worden binnen de huidige oude stadskern, maar
ten noordwesten daarvan, ongeveer ter plaatse
van de Badhuisstraat en het villapark. Van
hier uit ontwikkelde de nederzetting zich naar het
zuiden, langs een haven, welke in drie stadia
werd aangelegd en in 1308 voltooid was. Deze
haven bestond uit de nu nog aanwezige voorha
ven, de Koopmanshaven (Bellamypark) en een ach
terhaven (Spuistraat). In 1443 werd weer een
nieuwe haven, de Engelse kaai, nu vissershaven, ge
graven. Uit deze activiteiten blijkt dat de haven
plaats al in de 14e eeuw een aanzienlijke bedrijvig
heid kende. Willem III schonk in 1315 dan ook
een beperkt stadsrecht, de hoge juridisdictie volg
de in 1477. Met de handel, scheepvaart en visserij
groeide de bevolking en in de 15e eeuw werd
een stadsverdediging aangebracht. De stad ont
wikkelde zich en met de importantie die Vlissin
gen geleidelijk aan verwierf, ontstond vanzelf
sprekend de behoefte aan een waardige behui
zing van het stadsbestuur. Van een bestuurshuis
in Oud-Vlissingen, dat gering van omvang bleef
en buiten het nieuwe Vlissingen lag, is voor
zover kan worden nagegaan geen sprake. Bekend
is slechts dat heer Wisse van Koudekerke er een
'Steenhuus' liet bouwen, dat hij in 1264 aan
gravin Aleidis opdroeg.
Het oudste raadhuis stond, zo zou uit een kaart
van Van Deventer, die de toestand van 1545
weergeeft, kunnen blijken, in het nieuwe Vlissin
gen, ten westen van de havens bij een brug,
vermoedelijk niet ver van het huidige politiebureau.
Ten oosten van de haven werd reeds in 1308 een
aanvang gemaakt met de bouw van de St.-Jacobs-
kerk, die omstreeks 1500 tot een kruiskerk werd
vergroot. Over het oudste stadhuis schijnen verder
weinig bijzonderheden bekend te zijn. Omtrent
twee der latere zetels van het stadsbestuur weten
we des te meer. Het zijn het verdwenen stadhuis
aan de Grote Markt en het Van Dishoeckhuis aan
de Houtkade. Van de architectonische en histori
sche bijzonderheden van deze gebouwen wordt
in het navolgende een beknopte beschrijving
gegeven.
Het stadhuis aan de Grote Markt.
Omstreeks de tijd dat de stad naar het oosten
werd uitgelegd en de middeleeuwse wal de
Wolstraat werd, besloot men op een terrein
waarmee de Grote Markt aan de noordzijde was
vergroot, een nieuw stadhuis te bouwen. Op deze
plaats stonden twee kloosters, van de Geschoei
de Carmelieten en van de Predikheren.
Op 4 mei 1594 werd de eerste steen gelegd en
in het begin van de 17e eeuw was de bouw
voltooid. Het ontwerp van het stadhuis is een
navolging geweest van het stadhuis van Antwer
pen, gebouwd van 1561 tot 1565 door Cornelis de
Vriend. Het Vlissingse stadhuis, waarvan de
bouwmeester niet bekend schijnt te zijn, was
veel kleiner dan het Antwerpse. Dit moet echter
de fraaiheid van het Vlissingse stadhuis ten
goede zijn gekomen, omdat, onder meer door de
hoge smalle ramen, de verhoudingen gelukkiger
uitvielen. Van het gebouw bestaan verschillende
afbeeldingen. We kennen die uit de Kroniek van
Smallegange, die uit de 'Tegenwoordige Staat
der Verenigde Nederlanden' van I. Tirion en bij
dit artikel is afgedrukt de fraaie tekening van
Cornelis Pronk uit 1743. In de 'Tegenwoordige
Staat' wordt het stadhuis 'het pragtigste en
kunstrijkste van gantsch Zeeland' genoemd. De
bouw van het stadhuis vond plaats in renaissan-
ce-stijl en de facade vertoonde de vijf ordes der
Griekse architectuur. De gelijkvloerse verdieping
werd gebouwd in de Toscaanse-stijl, de volgende
verdiepingen in de Dorische- en de I on ische-sti j I.
Het gebouw had een lengte van bijna 33 meter
(ongeveer een derde van de lengte van het
Antwerpse stadhuis) en een breedte van ruim 18
meter. De voorgevel bezat een uitspringend ge
deelte met een vierde verdieping in Romaanse- en
een vijfde in Korintische-stijl.
De hoofdingang van het gebouw bevond
zich in het midden van de voorgevel. Deze had
de vorm van een portiek dat men bereikte via
een bordes met aan weerszijden trappen. De
balustrade daarvan was versierd met vier leeu
wen, houdende de wapens van Zeeland, Vlissin
gen, de Prins van Oranje en van Walcheren. Het
bovenste deel van de middenpartij van de voor
gevel was rijk versierd, onder meer met een
zonnewijzer en een uurwerk, het wapen van
Oranje, gebeeldhouwde zeepaarden en dolfijnen
en een bekroning met een fronton, waarop het
beeld der gerechtigheid stond. In het gebouw
voerde een lage stenen trap van de hoofdingang
naar de vestibule of Blauwe Zaal. Ter weerszij
den daarvan bevonden zich de vierschaar en de
bijbehorende secretarie. De vierschaar was een
voorname met eikehout betimmerde ruimte. De
schoorsteen was versierd met een schilderij van
71