een met een ijzeren hek omsloten waterput met een pomp, en aan de andere zijde een ijzeren kooi, die staande op een spil, kon worden rondgedraaid en die gebruikt werd om lichte vrouwen in te plaatsen. Het jaar 1809 bracht het einde voor het prachti ge stadhuis. In 1807 had koning Lodewijk Napo leon Vlissingen en omgeving al aan het keizerlij ke Frankrijk moeten afstaan in verband met de strategische positie van de stad in de oorlog met Engeland. Twee jaar later landden de Engelsen op Walcheren, veroverden het fort de Nolle en legden een ring om de stad. Op 13 augustus begon een zware beschieting met 1100 kanonnen, die twee dagen duurde. Ongeveer 350 inwoners kwamen om en grote gedeelten van de stad werden verwoest. Met het mooie stadhuis gingen twee kerken, de kazerne en tal van woon- en pakhuizen voorgoed verloren. Het stadhuis aan de Houtkade. Na een half jaar kwam de stad weer in het bezit der Fransen. Een huis aan de Nieuwstraat, op de hoek van de Wolstraat, werd daarna een aantal jaren als stadhuis gebruikt. Napoleon zorgde er voor dat het herstel van de stad snel op gang kwam, waarbij de nadruk echter viel op de verdedigingswerken en militaire gebouwen. Het stadsbestuur kon door gebrek aan middelen de plannen, die het in 1810 al bleek te hebben om voor haar huisvesting een groot woonhuis aan de Houtkade te verwerven, dan ook pas in 1818 verwezenlijken. De Houtkade was bij de bouw van dit huis in 1733 de voornaamste haven van de stad. Deze haven is na de aanleg van de nieuwe vestinggordel in 1609, ontstaan door vergraving van de uit het laatste gedeelte der 16e eeuw daterende vestingsgrachten. Het huis is blijkens het handschrift Van der Sanden in het stadsarchief te Antwerpen, ontworpen door J. P. van Baurscheit de jonge, die leefde van 1699 tot 1768. Hij was de zoon van de beeldhouwer J. P. van Baurscheit, welke laatste ook in de noorde lijke Nederlanden bekendheid genoot. Opdracht gever voor de bouw van het mooie koopmans huis was mr. Anthonie Pieter van Dishoeck, die gedurende 28 jaar burgemeester van Vlissingen was. Het huis kwam in 1785 in het bezit van mr. A. van Doorn, schepen van Vlissingen, gecommit teerde in het Departementaal Bestuur en later landdrost van Zeeland, door zijn huwelijk met Pieternella Wilhelmina van Dishoeck. In de Fran se tijd werd het huis bij keizerlijk decreet eigendom van het Franse gouvernement. In 1808 trof men maatregelen om het gebouw geschikt te maken voor de ontvangst van het bezoek van Napoleon aan de stad. Sedert 1814 behoorde het huis tot de domeingoederen. De zoon van mr. A. van Doorn, waarnemend gouverneur van Zee land, later in die functie definitief benoemd, adviseerde de koning in 1818 om het gebouw als stadhuis aan de gemeente Vlissingen af te staan op de uitdrukkelijke voorwaarde: „dat hetzelve gebouw nimmer zal mogen worden afgebroken geheel of ten deele, noch in de inrigting aan hetzelve eenige verandering gemaakt dan op Onze Speciale autorisatie. dat gemelde Regering verpligt zal zijn het meergen. gebouw behoorlijk te onderhouden en de lasten op hetzelve liggende of in het vervolg te leggen voor hare rekening te nemen. dat Wij bij een eventueel verblijf te Vlissin gen steeds de nodige appartementen zoo voor ons als voor ons gevolg in hetzelve gereed zullen vinden". Hieruit blijkt dat men reeds toen grote waarde aan het huis hechtte. In het licht van de huidige onzekerheid over de toekomst van het gebouw zijn de aangehaalde voorwaarden bepaald niet zonder betekenis. De Franse bezetters lieten het huis in een staat van verwaarlozing en mishandeling achter. Het gemeentebestuur beschikte blijkens de begroting van de reparaties door de stadsarchitect Braacks over uiterst geringe middelen. De Fran sen hadden met name aan de eerste verdieping en aan de tuinzaal schade toegebracht. In de tuinzaal was op last van het Franse gouverne ment nieuw stucwerk in empirestijl aangebracht, dat overigens zeer fraai mag worden genoemd. Enige kamers kregen bij het herstel door het stadsbestuur nieuwe schoorsteenmantels. De oorspronkelijke trapbalustrade schijnt later door de huidige eenvoudiger balustrade vervangen te zijn. De gevels van het huis lijken vrijwel in de originele staat gebleven te zijn. Slechts de roede verdeling van de ramen en het balkonhek aan de voorgevel zouden gewijzigd zijn. Mejuffrouw drs. Herma M. van den Berg heeft in een bijdrage in Opus Musivum, aangebo den aan prof. dr. M. D. Ozinga in 1962, uitvoerig het belang van het werk van J. P. van Baur scheit de jonge, de architect van het Van Dishoeckhuis, uiteengezet. Zij schrijft dat dit huis met het oorspronkelijk er tegenover gele gen huis van Westerwijk, thans verplaatst naar de Hendrickstraat en bekend als het 'Beelden huis', tot de vroege architectonische werken van Van Baurscheit gerekend moet worden. Van de vele andere gebouwen van deze architect zijn in Nederland weinig behouden gebleven. Het staat vast dat het huis Huguetan in 's-Gravenhage, nu Koninklijke Bibliotheek, door hem ontworpen is. Ook dit huis behoort tot de vroege werken. Het vertoont veel overeenkomst met het huis Van den Brande te Middelburg, laatstelijk provin ciale bibliotheek, dat bij de brand in 1940 ver loren ging. In Middelburg had Van Baurscheit voorts bemoeienis met de bouw van de Koepoort, en werken in en aan het stadhuis. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat het huis Van de Perre, nu gerechtshof, van zijn hand is. Zijn naam wordt verder genoemd in betrekking tot de bouw van enkele buitenhuizen, te weten het huis Der Boede bij Koudekerke en het verdwenen huis St.-Jan ten Heere bij Domburg. In Antwerpen bouwde hij een aantal voorname 74 Het stadhuis aan de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 38