woonhuizen. Merkwaardig is dat de plattegron
den van het Van Dishoeckhuis en het huis Der
Boede vrijwel gelijkvormig zijn. Mejuffrouw
Herma M. van den Berg schrijft over de gevel
van het Van Dishoeckhuis, dat hieraan door de
aard van het materiaal, veel minder sierende
delen zijn toegepast dan aan het huis Van den
Brande. Het Van Dishoeckhuis is namelijk ge
heel van baksteen opgetrokken, alleen de lisenen
en de sierende middenpartij zijn van natuursteen.
De opzet van het huis is weidser dan die van het
huis Westerwijk en het huis Van den Brande, die
slechts vier of vijf traveeën breed waren, tegen
de zeven traveeën van het Van Dishoeckhuis. De
middelste drie traveeën zijn samengevat tot een
risaliet, met een nog weer wat uitspringende
ingangspartij. De doorgaande boog boven de
ingang, een geliefd motief van Van Baurscheit,
wordt geflankeerd door vrijstaande beelden op
voetstukken, die echter door het later aange
brachte te zware en te brede balkonhek aan het
oog onttrokken worden. Van het rijke interieur
zijn een aantal van de fraaie stucplafonds over
gebleven, alsmede enige natuurstenen schouwen
en vrijwel alle betimmeringen en de oorspronke
lijke deuren van de vertrekken.
Uit deze beschrijving blijkt duidelijk de grote
architectonische en kunsthistorische waarde van
het Van Dishoeckhuis. Het is daarom te betreu
ren dat de toekomst van dit huis nu nog steeds
onzeker is. De omringende bebouwing is als ge
volg van de uitbreiding van de Maatschappij 'de
Schelde' reeds nagenoeg verdwenen. Nadat het
huidige stadhuis aan de Paul Krugerstraat in het
voorjaar van 1965 in gebruik werd genomen, ver
loor het Van Dishoeckhuis de functie die het gedu
rende bijna anderhalve eeuw had vervuld. De nieu
we eigenaar, de Maatschappij 'de Schelde' heeft
het huis nog enige jaren als bedrijfspand gebruikt.
Een sloopvergunning kon door de minister van
CRM geweigerd worden, want het huis staat op
de monumentenlijst. Wat gaat er met dit ge
bouw gebeuren? Het biedt, mede door de vrij
goede staat waarin het nog verkeert, zeker
mogelijkheden voor een nuttig doel.
Het moet mogelijk zijn om voor dit mooie
royale huis een waardige bestemming, bijvoor
beeld van culturele of respresentatieve aard, te
vinden.
Voor het schrijven van dit artikel is dankbaar gebruik ge
maakt van de bijdragen van mejuffrouw drs. Herma M. van
den Berg over het raadhuis van Vlissingen in de stedebouw-
kundige ontwikkeling van de stad, in het Bulletin van de
Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6e serie, 9e
jaargang, 1956, en over het werk van J. P. van Baurscheit
de jonge in Opus Musivum, aangeboden aan prof. dr. M.
D. Ozinga, 1962, van een studie over de geschiedenis van
Vlissingen van dr. W. S. Unger in Archief, vroegere en la
tere mededelingen, 1955, van een artikel over het voormalig
stadhuis te Vlissingen van C. Ho 11 este lie, in Het Huis, oud
en nieuw, 14e jaargang 1916, en van een artikel over het*
stadhuis van Vlissingen, van Ton Koot, in Heemschut, 40e
jaargang, nr. 6.
76