De geografische geledingen van Vlissingen
en de zeehaven
M. C. V er burg
Bij een groot aantal geografische geledingen is
de stad Vlissingen betrokken. De lijn loopt van
het beschermde deel van de binnenstad naar de
binnenstad zelf en vervolgens naar de gehele
oude stad, de nieuwe stad, de gemeente, Wal
cheren en de regio rondom het Sloe. Een goede
concentrische opbouw houdt in dat elk deel zijn
passende functie krijgt, op het niveau dat be
reikt kan worden volgens ligging en inwonertal.
De twee binnenste cirkels van deze figuur dienen
een knooppunt voor de stad te vormen. Zoals in
het artikel van C. de Schipper is uiteengezet is
dit één van de grootste opgaven van het gemeen
tebestuur. Tussen de binnenstad en de zeehaven
ligt een overgangsgebied met weinig interne
knooppuntfuncties, behoudens het winkelcentrum
op het industrieterrein. Externe centrumfuncties
zijn hier mogelijk, gezien ook de vestigingskan
sen van het grote winkelcentrum. Voor het
overige is het overgangsgebied voorzien van
laterale wegen, de verbetering waarvan vooral
gediend zou zijn met de hoge brug bij de PZEM-
centrale over het kanaal. In ieder geval is het
gebied duidelijk in beweging. De vervulling van
de wensen van het gemeentebestuur afzonderlijk
zal een grote invloed hebben op de wijze waarop
de nieuwe geleding zich gaat voltrekken.
Van primordiaal belang is de ontwikkeling van
het externe gegeven genaamd Vlissingen-Oost,
waarvan de belangrijkste lijnen vooralsnog naar
de twee steden op Walcheren lopen. Volgens de
ontwikkelingsschets 1971 van het provinciaal be
stuur wordt een toeneming van het inwonertal
van Walcheren tot 1985 voorzien van ruim 94.000
tot 130.000, dat is met 2.400 per jaar of enige
honderden minder dan in 1971. Op zichzelf is dit
een haalbare zaak. Concurrentie tussen Middel
burg en Vlissingen is daarbij een overbodige
zaak. In het jaar 2000 zou het planologische
verzadigingspunt, b.v. met 130 a 150.000 inwoners
worden bereikt.
De vraag rijst of de ontwikkeling van de zeeha
venbedrijvigheid voldoende injecties zal blijven
geven. Het gegeven is hard genoeg. Het kost
eerder moeite de remmen aan te trekken dan de
snelheid verder op te voeren. De ontwikkelings
schets zoekt naar de juiste dosering en wordt
daarin bijgestaan door de regeringsopvatting.
Tot 1985 is aanleg van nieuwe terreinen voorbij
Borssele niet nodig, ook niet uit landelijk oog
punt. Wel wordt gerekend met een geleidelijke
verdere uitgifte van de terreinen die reeds zijn
aangewezen. Het groeitempo bedraagt volgens
de voorkeur van het provinciaal bestuur onge
veer 500 extra mannelijke arbeidskrachten per
jaar in de basisindustrie. Bij een terugloop van
landbouw en visserij van 220 per jaar kan de
jaarlijkse groei in de overige industrie, de bouw
nijverheid en de dienstensector worden bepaald
op 750, dit alles voor Midden- en Noord-Zeeland.
Voor de dienstensector in deze regio zijn dan
500 mannen extra per jaar beschikbaar. Door de
jaarlijkse uitbreiding met 225 vrouwen kan deze
sector verder groeien. Het zijn vooral de grote
steden die hiervan profiteren, de Walcherse
steden waarschijnlijk voor zeventig procent. Ge
zien de ligging en historische functie ligt de
verwachting voor de hand dat Middelburg hier
van het meest zal profiteren. Toch zou het voor
de veelzijdigheid van de maatschappelijke struc
tuur van Vlissingen gewenst zijn ook daar de
dienstensector uit te bouwen. Een andere moge
lijkheid is de woonfunctie in dit opzicht te
versterken.
Wanneer de doelstellingen van de gewestelijke
politiek op Walcheren binnenkort weer aan een
heroriëntering toe zijn, zal het nodig zijn zich
van een herverdeling der economische functies
en van een zekere maatschappelijke omschake
ling rekenschap te geven. Aan het eind van deze
eeuw zullen Middelburg en Vlissingen één stad
geworden zijn. Daarvan moet men thans reeds
uitgaan, ook met het oog op de relaties tot het
platteland.
Voor de taakverdeling zijn er nog vele mogelijk
heden, zoals de perspectieven voor het winkelap
paraat, het gemeenschappelijke ziekenhuis, het
onderwijs en verschillende welzijnselementen. De
woonfunctie kan daarvan gescheiden zijn; de
bewoners zijn mobieler dan hun werkplaats.
Alternatieven voor deze ontwikkeling zijn er
niet. Zonder een zekere basisindustrie in het
Sloe is niet in te zien welke primaire welvaarts
bronnen er moeten worden aangeboord. Er zal
dan gewerkt moeten worden met de eigen bevol
kingsaanwas. Deze is en bleek voor 1960
zo gering, dat zij voor andere industrieën of
diensten onvoldoende ruimte biedt voor acquisi
tie. Hef te verwachten vertrek van velen zal dan
leiden tot een krappere arbeidsmarkt dan thans.
Het aantrekken van rijksdiensten zal gepaard
moeten gaan met het aantrekken van bevolking
van elders. Zulk een beleid is kansloos.
Met Walcheren heeft Vlissingen belang bij een
redelijke ontwikkeling van Vlissingen-Oost, zoals
door de regering en het provinciaal bestuur is
aangegeven. Het tempo behoeft niet beslist ho
ger te zijn dan dat van de laatste jaren.
99
singen-Oost