Vlissingen. Later zal blijken, dat de strategische
ligging van deze stad, in het bijzonder met be
trekking tot de toegang tot Antwerpen, haar waar
de nog niet had verloren.
Zijn wij over het einde van deze periode goed
ingelicht, omtrent de aanvang van de fortificatiën
moeten wij in het duister tasten. Wij kunnen
slechts veronderstellen, dat het toenemen van de
economische betekenis en het verlenen van privi
leges aanleiding zal hebben gegeven tot een rudi
mentair defensiesysteem.
Aanknopingspunten bieden de bouwjaren van de
oudste poorten: de West- of Gevangenpoort en
de Oost- of Blauwpoort. Dommisse komt tot de
conclusie, dat deze tussen de jaren 1326 en 1396
in primitieve vorm zijn gebouwd.
Verder bestonden de defensiewerken uit palis
saden, barrières en een uit het Molenwater ont
wikkeld, eenvoudig grachtenstelsel langs de hui
dige Coosje Busken- en Wolstraat, met een uit
loper van het Schuitvlot langs het Groene Woud.
Meer houvast biedt het jaartal 1489, toen Philips
van Bourgondië de stad liet ommuren. In deze
periode verrees aan de noordelijke hoek van de
Nieuwe Haven de Altena- of Rammekenspoort
(1489), het Molenwater was reeds eerder verlengd
en kon met de Nieuwe- of Engelse Haven (1443)
als veste dienst doen. De palissaden en barrières
werden verwijderd om plaats te maken voor ste
vige wallen met flink muurwerk en, zoals toen ge
bruikelijk was, nieuwe sterke flanktorens aan de
West- en Oostpoorten.
Van de stadsmuren zijn bij rioleringswerkzaam
heden restanten gevonden bij de Kleine Markt en
wat zuidelijker in de Wolstraat. Van de wijze
waarop deze muren zijn geconstrueerd zijn geen
gegevens bekend.
Ook in het midden van de 16de eeuw kende
Vlissingen grote activiteiten met betrekking tot
zijn versterkingen. Het was toen een voorname
haven, waarvan talrijke Bourgondisch-Oostenrijk-
se vorsten, van Philips de Schone tot Philips II toe,
naar Spanje afreisden. Het was vooral Maximi-
liaan van Bourgondië, heer van Vlissingen (1541-
1558), die aan de uitbreiding van de stad een
groot aandeel had. In 1548 werd aan de ingang
van de haven, ter plaatse van de huidige Roton
de, waar het standbeeld van De Ruyter staat,
een groot stenen bolwerk gebouwd, waarin de
Keizerspoort toegang verleende tot het Keizers-
hoofd. Vermoedelijk werd ter zelfder tijd op het
landhoofd tussen de Koopmans- en Vissershaven
een rondeel, bestemd voor een kustbatterij, op
getrokken.
Mogelijk, dat de met de Spanjaarden naar de
Nederlanden getrokken Italiaanse vestingbouwer
Donato de Boni, die de bouw van het fort Ram-
mekens anno 1547 op zijn naam heeft staan, aan
de Vlissingse vestingwerken aandeel heeft gehad.
In 1563 vond een kleine driehoekige uitbreiding
plaats door aanplemping van het Molenwater en
werden de Gasthuisvelden bij de stad getrok
ken. Deze lagen beneden de Westdijk vanaf de
Gevangentoren tot aan de Coosje Buskenstraat.
Van 1540 dateert de nieuw gebouwde poort van
Oud-Vlissingen, die later werd uitgebreid en de
naam van Middelburgse poort kreeg.
Ook de westelijke wal aan de zeezijde werd ver
beterd. Deze, gedeeltelijk reeds tussen 1326 en
1331 als inlaagdijk aangelegde Westdijk, die we
gens doorbraak en verlaten van de voorliggende
hoogwatering waterkerend was geworden, werd
omstreeks het begin der vijftiger jaren tussen de
Rotonde en de Gevangentoren bemuurd.
Een volgende fase van fortificatiën werd ingeluid
door de tachtigjarige oorlog. Alva liet in 1571-
1572 naar Antwerps voorbeeld oost van Vlissin
gen een citadel of dwangburcht bouwen (locatie;
tussen de Koudenhoek, Marinesluis, Kogelpark-,
Emma- en Hendrikstraat). Dit werk, bedoeld om
de opstandige Vlissingers in bedwang te houden,
was een gebastionneerde vijfhoek met een buiten
polygoon (afstand tussen de bastionpunten) van
250 meter, omgeven door een natte gracht. De
rebellie van 6 april 1572 maakte een einde aan
deze werkzaamheden, en de werken werden (ten
dele) geslecht.
Van hetgeen van de Spaanse citadel restte, heeft
men later, toen Willem I de stedelingen de Nieuwe
Haven of Pottekaai schonk, waardoor de wallen
naar het oosten moesten worden verlegd, nog ge
bruik kunnen maken door twee bastions met de
aangrenzende courtines in de nieuwe fortificatie
op te nemen. De bolwerken waren aan de land
zijde met elkaar verbonden door een getenailleerd
tracee; de oude muren waren verdwenen om
plaats te maken voor aarden wallen.
Aan de zeezijde werden de rondelen verbeterd
en werd tussen de jaren 1580 en 1590 de dijk ten
oosten van de Voorhaven bemuurd. Deze dijk
werd de 'Muur van Altena', later Oranjedijk ge
noemd en eindigde in 't Bollewerck van Altena'.
Hierop verrees later de Oranjemolen.
De veranderingen van de fortificatiën in het mid
den en op het einde der 16de eeuw, vestingbouw
kundig overeenkomend met de overgang van de
middeleeuwse naar de Italiaanse en Oud-Neder
landse versterkingskunst, valt duidelijk af te lezen
uit de kaarten van P. Corn. Poel (origineel 1570,
copie van 1593) en Jacob Joosten en Jan Symonsz
van 1589.
De oudste toont duidelijk het middeleeuwse ka
rakter. Het tracee van de ommuring is nog vlak
en vertoont slechts enkele rudimentaire bastions,
waarvan ,'t Groot Steenen Bolwerk' met de Kei
zerspoort, wel het meest naar voren springt. De
kaart tekent dit werk af als een gemetselde muur
met een aantal op geschutpoorten gelijkende
openingen. Of de kanonnen in geschutkelders op
gesteld stonden is echter niet te beoordelen, op het
bastion was een kustbatterij ingericht.
Bij de huidige Coosje Buskenstraat begint het land-
front en sluit langs deze en de Wolstraat aan op
de noordoostpunt van de Engelse Haven bij de
Altenapoort. Tussen de Voor- en Engelse Haven
staat het Rondeel, een kustbatterij. Ter hoogte
van het Betje Wolffplein ligt een bastion van Oud-
Italiaanse bouwwijze met de typische, tot dit
systeem behorende teruggetrokken flanken; hef ver
toont veel overeenkomst met de bastions van het
115