enkele falconetten (lichte kalibervuurmonden). Van
deze opgave moge nog worden gememoreerd,
dat op de Westdijk „heeft gestaen een halve
slange en Is op den 30 October 1625 in 't afschie
ten geborsten, was voren met een draecks cop,
daer stont op gegoten met wtwendige letteren:
Zutphen heet lek, scherp schiet lek, dus neempt
Ider waer, want lek niemant en spaer. Is hij den
Eguipagie mr. Daniel de Moor, gelevert aan Bur-
gerhuys, schutgieter tot Middelburgh, op den 5 Ja
nuari 1626 en wough geborsten zijnde 2386 pond."
Tot een vesting behoorden nog tal van gebouwen,
die tot de logistiek van het krijgsbedrijf behoor
den. Hieronder vallen kazernen, hospitalen, arse
nalen, wachthuizen, buskruitmagazijnen, bakkerij
en, kogelparken, gloeiovens en exercitieterreinen.
Van deze gebouwen moge enkele worden be
schreven. In de eerste plaats moeten wij melding
maken van Grote- of Bomvrije kazerne, die in
1811-1812 aan de Gevangentoren werd gebouwd
en hiermede één geheel uitmaakte. Deze in de
Franse tijd genoemde Caserne Cavalier, die 600-
1000 man kon opnemen, was een zwaar gemet
seld, twee verdiepingen hoog gebouw van 60 bij
18 meter met muren van 1,5 meter dikte. Zware
gewelven droegen het met aarde bedekte plateau,
waarop 8 vuurmonden konden worden opgesteld.
Voor deze kazerne lag een ruim exercitieplein.
Place Gilly, naar den toenmalige gouverneur van
Vlissingen, later het Oranjeplein genaamd. In 1839
werd het aarden plateau vervangen door een pan
nendak. De kazerne werd inmiddels afgebroken.
Van de arsenalen is het in 1823 gebouwde Nieuwe
Arsenaal, zuid van de Engelse haven, bewaard
gebleven. Hier hadden de Fransen de bouw van
een bomvrij hospitaal overwogen. Het Nederland
se bouwwerk was in die dagen er op berekend,
dat de benedenverdieping kon worden geblin
deerd.
Als admiraliteits-, later als marinebasis kon Vlis
singen beschikken over hef in 1767 gebouwde,
ter vervanging van het in 1749 door brand verwoes
te, 's Lands Zeemagazijn nabij het Croonenburg-
bastion. In 1809 werd bij het terugtrekken der
Engelsen vernield, doch door de Fransen weder-
hersteld en voorzien van een plat bomvrij dak,
dat later door de Nederlanders werd vervangen
door een zinken dak.
Het in de aanhef genoemde koninklijk besluit luid
de het einde in van Vlissingen als vestingstad. De
vestingwerken werden van lieverlede gesloopt om
plaats te maken voor stadsuitbreiding en, zoals
reeds meerdere malen geschiedde, voor haven-
aanleg. Lang hebben Vlissingen en de Marine
nog mogen profiteren van het bestaan van de
Rijkswerf, doch in 1868 werden de inrichtingen en
werven ontmanteld en het machinepark naar el
ders overgebracht. Het tijdstip der overdracht viel,
gelukkig voor Vlissingen, samen met de aanleg
van de spoorweg naar Vlissingen, waar ook een
ruime haven werd gegraven. De gunstige ligging
van de stad als zeehaven en de spoorwegaanleg
hielden vele beloften in voor de toekomstige ont
wikkeling van de stad. Na vele mislukte pogingen
was het Koning Willem III, die de stoot gaf om
hier een particuliere scheepswerf op de plaats
van de voormalige Marinewerf te bewerkstelligen.
In 1875 werd de Maatschappij 'de Schelde' op
gericht en was de militaire en maritieme betekenis
van deze oude vestingstad door een economische
overgenomen.
De betekenis van de Westerschelde als toegang
tot Antwerpen bleef bestaan, gezien het handha
ven van de forten Terneuzen en Ellewoutsdijk, die
eerst in 1920 werden opgeheven. Vlissingen zelf
kwam na 1906 weer in de belangstelling te staan
door de Engelse plannen voor een expeditionaire
macht, die op het vasteland kon opereren en door
de uitbreiding van de Duitse Zeemacht. Tegen
over het Nederlandse standpunt van verdediging
van eigen neutraliteit stond dat van de tegenstan
ders, die zich beriepen op het tractaat van 1839,
dat Nederland zou verplichten geen belemmerin
gen in de weg te leggen aan operaties ter ver
dediging van België's onzijdigheid. Nederland zet
te door en achtte de aanleg van vestingwerken
voor de afsluiting der Scheldemond noodzakelijk.
In 1913 werd oost van de buitenhaven een begin
gemaakt met de bouw van het fort De Ruyter.
Het zou één grote betonnen versterking worden
met twee stukken van 28 cm in gepantserde koe
pels en enkele van kleiner kaliber, compleet met
zoeklichten, een eigen krachtbron, en onderko
mens voor de bezetting. Bij het uitbreken van
Wereldoorlog I waren slechts de fundamenten ge
reed, de verdere bouw werd gestaakt en de latere
plannen voor deze verdediging kwamen in 1926
voorgoed ten einde.
Bij het succesvolle oprukken der geallieerde troe
pen in het najaar van 1944 en na de verovering
van Antwerpen bleek wederom de grote beteke
nis zowel van de toegangsweg gevormd door de
Schelde als van de havenwerken van deze stad.
Voor de voortzetting der operaties in Noord-Eu
ropa was Antwerpen onontbeerlijk als één der
eindpunten van bevoorrading overzee. Daartoe
moest allereerst Walcheren, dat door een stelsel
van kustbatterijen, welke tot in en voorbij Vlissingen
doorliep, worden veroverd.
De stad kwam in de vuurlinie te liggen, doch ge
lukkig kon deze op 1 november ingezette operatie
vrij spoedig worden beëindigd en werd, na het
schoonvegen van de met mijnen versperde Wes
terschelde, Antwerpen voor de bevoorrading open
gesteld.
LITERATUUROPGAVE:
H. P. Winkelman Geschiedkundige plaatsbeschrijving
van Vlissingen (1873).
Inventaris van het archief van de ge
meente Vlissingen (1874).
C. P. J. Dommisse De geschiedenis van de Westpoort te
Vlissingen (1900).
P. K. Dommisse De Ambachtsheerlijkheid van Oud-
Vlissingen en de wording van Nieuw-
Vlissingen (Archief Zeeuwsch Gen.
1910).
H. G. van Grol De geschiedenis der oude havens van
Vlissingen, 1931.
Dr. W. S. Unger en
Dr. J. J. Westendorp
Boerma De steden van Zeeland (Archief
Zeeuwsch Gen. 1955 p 30).
W. H. Schukking Napoleon en de vestingbouw, meer
in het bijzonder in Nederland (Publi
caties van het Genootschap voor Na
poleontische studiën 1951, p 48 e.v.).
122