De helm van Don Pacieco Poort aangekomen wordt hij aangehouden door de wachters. Hij weet ze te overreden en spoedt zich naar het stadhuis, waar hij zich met de grootste moeite door het opstandige volk een weg baant en in het stadhuis de baljuw ontmoet. Niemand durft de bevolking toe te spreken, dat zal de toestand alleen nog maar kunnen ver slechteren. De gouverneur waagt het. Als hij voor het stadhuis verschijnt, wordt hij uitge scholden voor verrader. Wonderlijk genoeg geeft men hem toch een ogenblik tijd voor zijn toespraak. De volgende woorden blijven voor de geschiede nis bewaard „O burghers, burghers, een stuk bestaat ghy, en weet luttel wat het in heeft. Verre ziet het, bezetting zyner Majesteit uit te werpen, en is hy verdoolt, die waant dat het de Kooning daar by laaten zal. Tussen wiens vermooghen en het uwe, wat gelykenis is er doch? Handt vol volx, zonder geweer, zonder oorloghskunde, zonder soldaaten, zonder geldt. Oft laat ghy u voor staan, dat de krysheiren, die ik als uit de lucht op u zie aanreeghenen, met dronken hoofden, oft met het gesnaater van muytmaakers en opruy- ers zyn af te kaatsen? Als ghy schoon (daar veel te veel aan faalt) in middelen teeghens uwen wettighen Ooverheer opmoght, zoo waar echter 't lot der waapenen onwis, en lichtlik eerder landt en luyden te gronde, dan door dien wegh uw wil verworven". (Ned. Hist.). Het volk voelt zich steeds meer opgelaten, het lacht de gouverneur volkomen uit en men wil niet meer naar hem luisteren. Het juk af Johan van Kuyk, heer Van Erpt, vermoedelijk door de prins naar Vlissingen gezonden om poolshoogte te nemen van de toestand ter plaat se en ook bekend met de val van Den Briel, moedigt het volk aan en overschreeuwt de toespraak van de gouverneur met de woorden: „Een fraaye lammere tong, om u aan de wolven te leeveren!" Hij neemt de leiding van de opstand op zich en roept het volk op naar hem te luisteren. Anthony van Bourgondië weet in alle stilte de stadspoort weer te bereiken en ontkomt aan de woedende menigte. Het tij wordt gunstig voor de Spaanse vloot, de ankers worden opgehaald en de zeilen bijgezet. De haven van Vlissingen is de bestemming; dan toch Spaanse bezetting? Johan van Kuyk moedigt zijn volk nog meer aan: „Op naar de wallen, gij mannen van Vlissingen". Het geschut is onklaar gemaakt, de munitie opgeborgen, maar daar weet men wel raad op. Een stuk geschut is spoedig bedrijfs klaar gemaakt, de munitie heeft men gekregen door het kruitmagazijn open te breken. Voor twee daalders en een paar vaten bier wordt het eerste schot afgevuurd op de naderende vloot. Het begin is er! Het in aanbouw zijnde kasteel van Alva wordt gesloopt, de poorten worden zwaar bewaakt, de bevolking wacht gespannen af. Aan boord van de vloot weet men niet hoe men het heeft. Op de rede van Vlissingen laten de schepen hun ankers weer vallen, een sloep wordt uitgezet en een koerier moet gaan vernemen wat er aan de hand is. Het antwoord is duidelijk voor de Spanjaard: Vlissingen heeft het Spaanse juk afgeworpen. Onder belofte dat de schepen met de eerste vloed zullen vertrekken, krijgt de koerier vrijge leide om weer aan boord te gaan. En zo gebeurt het. De vloot vertrekt naar Middelburg of verder op. Het is in de stad echter allesbehalve een soort 'wild-west'. Men luistert naar Johan van Kuyk en hij geeft zijn bevelen. Er wordt weldra orde op zaken gesteld. Het stadsbestuur komt in handen van vier burgerkapiteins: Jacob de Zwy- ger, Jan de Moor, Jacob de Backer (of Lange- strate) en Gelein Gillisz Leest. Het duurt niet lang of ook de watergeuzen zijn weldra op de hoogte van de toestand in Vlissingen. Zij varen met hun schepen uit Holland naar de Vlissingse haven. Een patrouillevaartuig blijft voor de kust de wacht houden. Hopman de Rijk weet verster king te krijgen vanuit Engeland. Met de opdracht van de koning om zich in te zetten voor een vlotte bouw van de citadel in Vlissingen, komt op 9 april in Vlissingen don Pedro Pacieco per schip aan, niet vermoedend wat er in de stad is gebeurd. Het patrouillevaar tuig brengt het schip van Pedro de haven binnen. Het schip blijft voor Vlissingen en don Pedro wordt tegelijkertijd in het gevang gezet. Een Spaanse edelman, een familielid van de koning, in handen van de geuzen Inmiddels is ook Bloys van Treslong met enige vaartuigen naar Vlissingen opgevaren. Bij het 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 8