A. C. F. Koch, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, deel I, eind van de 7e eeuw tot 1222, C. Dekker Het recenseren van een uit vaktechnisch oog punt uiterst belangrijk boek voor een breed publiek, waaruit slechts weinigen het desbetref fende meesterstuk ter hand zullen nemen, laat staan bestuderen, zou misschien associaties kun nen oproepen met het bekende gezegde over parels en zwijnen. Ik heb die gedachte echter snel verdrongen, meer uit de overweging dat de lezers van het Zeeuws tijdschrift in geen enkel opzicht met zwijnen vergeleken kunnen worden, dan dat het onderhavige boek geen parel zou zijn. De kwalifikaties, die ik in deze inleidende frase ongemerkt ten beste heb gegeven, zijn ten volle op het werk van Koch van toepassing. Aan mij echter de moeilijke opgave voor een lezers kring, die verreweg voor het grootste deel uit niet-historici en ook uit niet-amateur-historici bestaat, duidelijk te maken wat een oorkonden- boek is, wat het belang ervan is en wat het belang van dit oorkondenboek is. Voor de bestudering van de geschiedenis van onze streken in de periode vóór 1300 is de historicus in hoofdzaak aangewezen op oorkon den: schriftstukken, die een rechtshandeling on der woorden brengen en opgesteld zijn in daar toe geëigende vormen. Soms zijn die oorkonden nog bewaard in de originele vorm, kompleet met zegels of andere authenticiteitskenmerken, soms echter zijn ze slechts overgeleverd in afschriften uit de eerste, tweede, derde of tiende hand. Omdat de mediëvist uit de weinige bronnen, die hij vóór 1300 tot zijn beschikking heeft, werke lijk alles moet kunnen halen, wat erin zit, is het nodig dat hij over zo goed mogelijke teksten van de oorkonden beschikt: over de tekst van het origineel, of in de vele gevallen, waarin dit niet mogelijk is, over een „gerekonstrueerd origi neel", over een tekst, die ontdaan is van fouten en toevoegingen (interpolaties), die afschrijvers van latere eeuwen ongewild of opzettelijk heb ben aangebracht. Hij moet weten of de tekst in werkelijkheid is, wat hij voorgeeft te zijn, m.a.w. of de oorkonde echt is. Er werden in de middeleeuwen nu eenmaal „onechte" oorkonden opgesteld om verschillende redenen, b.v. om aankomsttitels te hebben van bezittingen, waar van men de herkomst niet kon bewijzen. Ook een overigens echte oorkonde kan onechte ele menten hebben en een onechte oorkonde echte bestanddelen. Zowel de onechte als de echte delen, zowel de interpolaties als de fouten kun nen voor de historicus om bepaalde redenen van belang zijn. Het lijkt heel ingewikkeld en dat is het ook: er is een aparte tak van de historische wetenschap, die deze verschijnselen bestudeert: de diplomatiek of oorkondenleer. De teksten van de oorkonden zijn verspreid over vele archieven, bibliotheken en andere instellin gen. Door ze af te drukken kan iedereen ze gemakkelijk raadplegen en als de uitgave door een diplomaticus is verzorgd, kan de gebruiker er van op aan, dat het voorbereidende werk inzake de tekstrekonstruktie al is gedaan. Zo'n boek, bestaande uit oorkondenteksten, met opga ve van variante lezingen en vindplaatsen, en met een diplomatische uiteenzetting, die soms in één of twee regels inzake de teksttraditie kan wor den afgedaan, maar soms ook een studie van vele bladzijden beslaat, is een oorkondenboek. Een oorkondenboek in moderne zin dan, want vroeger drukte men slechts de teksten af zonder kritische begeleiding en verantwoording, zonder zich te bekommeren om een nauwgezette tekst- rekonstructie. Zulke oorkondenboeken voor Holland en Zeeland waren dat van F. van Mieris uit 1753-1756 en van L. P. C. van den Bergh uit 1866-1873. Het plan om het gebrekkige werk van Van den Bergh te vervangen bestond al lang. In de jaren dertig heeft H. Obreen zelfs een eerste afleve ring van een nieuw oorkondenboek het licht doen zien, maar door zijn dood en de oorlog bleef het werk liggen. Koch heeft ons nu voor Holland en Zeeland een hypermodern oorkon denboek gegeven, dat met de beste produkten van dien aard in het buitenland kan wedijveren. Het gehele werk, zoals het thans is opgezet, zal de Hollandse en Zeeuwse oorkonden bevatten van de vroegste tijd tot 1299. Wat nu voor ons ligt, is pas het eerste deel, de volgende delen waarschijnlijk nog vier zijn in bewerking bij Koch en diens medewerker dr J. G. Kruisheer. Het ligt in de bedoeling, dat het aandeel van Koch geleidelijk minder zal worden en dat van Kruisheer zal toenemen. Het eerste deel loopt tot 1222 en bevat 423 nummers. Let wel, niet 423 oorkonden, want ook verloren oorkonden (deperdita) worden vermeld onder een nummer. Van de 423 nummers betref fen er 91 de periode vóór 1100, dan 148 de 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 13