Hans Warren (foto: Wim Riemens, 1971) Dan volgt het gedicht 'Late middag, sneeuw' dat weer blijk geeft van andere en verschillende cul turen, en waarvan ik de twee eerste coupletten en het vierde couplet overneem: Op matten, de dampende theekom in beide handen, zacht slurpend, uitkijkend over de geharkte winterse tuin naar het nevelig silhouet van de berg Fuji leerde ik beter zwijgen. Soms wisselden we een voorliefde uit. Hisamoto vroeg bijvoorbeeld welk vers mij vaak bezig houdt, en ik citeerde Basho: kimi hi wo take yoki mono misen yuki - maroge 'vriend maak vuur dan toon ik je iets moois: een sneeuwbal'. Of we citeerden Khayyam: 'Je ziet me zo vroom naar de moskee komen. Om te bidden? nee vriend, Luister: Langgeleden stal ik hier een mooi tapijt, hef is versleten, daarom zie je me terug'. Het gedicht ,Aan de banjaard' toont de invloed van nog een vierde cultuur, maar ook zo prachtig dat we dit schilderij voor ogen zien: Waar de Noordzeegolven braken stond, stevig geplant, een engel van Filippo Lippi te vissen. Hij had een bontgebloemde bermuda aan, een hengel met een werpsnoer, maar zijn middeleeuwse ogen waren barnsteengeel, zijn krullen warrelden rond zijn hoofd, en opaal, gonzend, stonden zijn vleugels in de wind. Hij lachte even naar me, met een lepe, ondeugende en snelle lach toen hij zijn biceps spande, zijn voeten nog vaster zette, en de grote vis langzaam naar zich toetrok. Evenmin kan ik nalaten het hierop volgende zeer moderne gedicht van deze dichter aan te halen, waarin naast de Balinese gamelan sprake is van de Germaanse godin Nehalennia, tronend tussen haar fruitmand en haar windhond, zoals haar beeltenis in de 17e eeuw werd gevonden. Een vreemde dag Naar Leiden, om Catharina Irma Dessaur geluk te wensen. Een briljante promotie, de senaatskamer een oven en het nadrukkelijke hora est een meer dan gewone bevrijding van tussen al die geschilderde ogen en de foundations of theory-formation in criminology. Bij de sherry meer met W. H. Nagel gesproken dan Catharina Irma, en hij meer over mij dan ik over iets anders; daarna de lege glazen aan Churchill toevertrouwd en over de bloedhete wegen vol doodgereden katten, egels, postduiven weer naar Zeeland, waar opeens in het avonduur onder druivenranken, bij een rood dwaallicht een balinese gamelan opbloeide uren lang klopzang, zwevende gongs, geknepen stemmen, omvlochten door snerpende fluiten. Toen nog een nachtbezoek aan de godin Nehalennia, tronend tussen haar fruitmand en haar windhond onder een blauwe, huivende hemel; crustaceeën gegeten, besproeid met Steinwijn in Veere, een tocht langs de zee, vol eeuwig leven en onrust, en daarna, hoe kan het, in bed nog uren gelezen in Coming up for air', 31 jaar oud, een vreemde dag, 2 juli 1971, of eigenlijk allang de derde. Resumerend kan men er niet genoeg de aandacht op vestigen dat de hiervoor aangehaalde gedichten 'De serafijnen' en 'Aan de banjaard' prachtig van compositie en arrangement zijn. Het evenwicht tus sen het antieke en de eigen stijl is in 'De serafijnen' volkomen gehandhaafd, evenals in 'Aan de ban jaard' de visser als engel weggelopen is van een schilderij van Filippo Lippi (een van de belangrijk ste schilders van de Florentijnse school uit de 15e eeuw). En in 'Late middag, sneeuw' is de Japanse sfeer in de eigen van Hans Warren geheel opge nomen. Het laatste 'Een vreemde dag' is een uniek modern verslag in dichtvorm. Al was het alleen maar om de pregnante combinatie van het 'hora est', het ge sprekje daarna, de rit terug langs de dode dieren en de herademing van het souper in Veere, waar van ook de inkleding poëtisch is, zodat het geheel ons als altijd bij Hans Warren naar de diepere levenslagen voert, zelfs in dit hedonisme. De dichter Hans Warren is zo visionair als een schilder. Volgens eigen zeggen is Hans Warren 142

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 18