ÉS Zeeuws Tijdschrift Mijn herinneringen aan drs. P. J. van der Feen H. Engel NUMMER 3 22e JAARGANG 1972 Hel was heel kort na het beëindigen van de oorlog in 1945, dat wij in een rijtuig en getooid met een zwarte bolhoed, bij gebrek aan een 'hoge zije', als getuigen meereden om het huwe lijk van P. J. van der Feen en W. S. S. van Benthem Jutting te helpen sluiten in het Amster damse stadhuis. De jonggehuwden hielden zijn ouderlijk huis in Domburg aan, maar vestigden zich metter woon in Amsterdam in haar huis op de Parnas- susweg. Aldus was Van der Feen met zijn grote belangstelling voor alle gebieden van menselijke wetenschap in staat te komen werken op het Zoölogisch Museum van de Amsterdamse Univer siteit, waaraan zijn vrouw verbonden was als conservatrice voor de Mollusken, de Weekdieren en hun Schelpen. Hij vond hier in de collecties van het Museum een overvloedig materiaal be treffende het onderwerp, dat reeds zijn aandacht had dank zij talrijke vondsten in de Zeeuwse bodem en de Zeeuwse wateren: de olifanten. Mammoetstanden en botten verenigden in zich zijn interesse voor de zoölogie en de oude historie van het land waar hij een groot gedeelte van zijn jeugd had doorgebracht. De mammoets- kiezen spraken tot zijn verbeelding en toverden in zijn fantasie beelden van het land, waar deze reuzen vroeger moeten hebben rondgedwaald om vaak de onontkomelijke dood te vinden in de vooral in het voorjaar zo drassige en modderige gronden van de delta's van Rijn, Maas en Schelde. Het Museum in Middelburg bezat veel materiaal van kiezen en beenderen, die waren opgevist of opgegraven in en rond de Schelde- monden. De mammoetskiezen waren alleen maar de oudste getuigen van Zeelands oude historie, alles interesseerde hem, maar de mogelijkheden van vergelijking met meer modern materiaal van olifanten in het Zoölogisch Museum deed hem voorlopig dit onderwerp kiezen als een mogelijk onderwerp voor een dissertatie. In Utrecht had hij weliswaar jarenlang bij zijn oude leermeester professor H. J. Jordan allerlei wetenschappelijk onderzoek verricht op het ge bied van de physiologie, hij had met succes gewerkt op het Amsterdamse Herseninstituut onder professor C. U. Ariëns Kappers, maar aangezien deze onderwerpen zich er niet toe leenden om in Zeeland te worden voortgezet, had hij zich in de periode, dat hij daar weer woonde om zijn hulpbehoevende moeder bij te staan, meer toegelegd op de archeologie en paleontologie, gebieden van wetenschap, die tot dan toe weinig in ons land waren beoefend, maar die tot de belangstellende en in alle weten verwonderd en bewonderend doordringende geest van Van der Feen volop spraken. Hij had zich, toen zijn moeder, mevrouw Van der Feen- De Bats, wegens haar leeftijd zijn hulp nodig had, geen ogenblik bedacht en was weer in Domburg bij haar komen wonen om haar alle hulp te kunnen geven, die zij nodig had en die hij zich als zoon zijn moeder voelde schuldig te zijn. Wat is belangrijker? kan men zich vragen, voor Van der Feen was er in deze geen pro bleem, hij deed immer wat zijn hand te doen vond en wat hij op het moment het belangrijk ste achtte. Hier komt een typische karaktertrek naar voren. Wanneer zijn hulp ergens op eniger lei wijze nodig was, aarzelde hij niet lang, maar gaf die, waarbij zijn eigen zaken, zijn interesse, zijn toekomst voor hem geen punt van overwe ging vormden, hij had sterk het gevoel voor het relatieve van vele voor anderen uiterst belangrij ke dingen. Het is natuurlijk gelukkig, dat hij zich dit financieel permitteren kon, maar gedu rende de vele jaren, dat ik persoonlijk het voorrecht had dagelijks met hem te verkeren en 125

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 1