Soms spoelt er een
schip aan
Kees Cijsouw
Wim Riemens (foto's)
Het ligt op Walcheren, op de uiterste westpunt van
Nederland, achter het basalt en de klei van een
zware dijk, de huizen staan er zó laag, dat je voor
het dakraam op gelijke hoogte bent met de zee.
Het heeft een vuurtoren, die 's nachts elke drie
seconden een lichtbundel van twee-en-een-half
miljoen kaarsen over het water en in de huizen
zwaait, maar dat laatste merken ze er niet meer,
het went, het is al jaren zo. Het heet in aardrijks
kundeboeken en ambtelijke stukken Westkapelle.
Maar dat is nog altijd te glad, te gepolijst. West-
kappel is beter, de Westkappelse zeedijk klinkt be
ter dan de Westkapèlse zeedijk, verweerder, niet
zo af. Vroeger sprak de rest van Walcheren over
Weschappel, maar dat bekt niet meer, en Westka
pelle bekt nog niet.
Weschappel er gaan verhalen over. Weschappel
was een dorp van diekers, elders op Walcheren
waren ze er huiverig voor. Sociologen spreken van
„gesloten gemeenschappen" als ze het over vroe
ger hebben wie van achter de toren Weschap-
restant/es Weschappel (voor Matty, die uit
Middelburg komt)
pel binnenkwam, omdat ie waf zag in een meisje
riskeerde een mes tussen z'n ribben. Van een on
eerlijke stoot bij het biljarten zeiden die van Wal
cheren: „d'as 'n Weschappelaer". Weschappelaers
trokken een bestuurder van de polder Walcheren
aan z'n baard uit een rijtuig en sleurden hem het
gemeentehuis binnen, waar ze hem een papier lie
ten tekenen om te voorkomen dat slecht gevallen
maatregelen over het diekerswerk zouden door
gaan.
2.
Weieens van d'n Weschappelsen Engel" gehoord?
Dat was een zware storm uit het noordwesten. D'n
Weschappelsen Engel veroorzaakte meestal schade
aan d'n diek. Schade vroeg herstel, herstel bete
kende werk en werk garandeerde karig brood. D'n
Engel zorgde er voor, dat er in Weschappel een
enkele keer koeken werden gebakken.
Weschappel was een dorp van armoe, want het
werk aan d'n diek bracht hooguit vijftig van de
driehonderd vijfenzestig dagen brood op de plank.
Weschappelaers die geen werk konden vinden,
lagen vaak in bed, daar voelde je de honger niet
zo.
Soms hielp d'n Weschappelsen Engel een handje
extra, soms sloeg er in een storm ook een schip
op d'n diek. Jutten zit Weschappelaers in hef
bloed, het is een instinct. Het bekendste verhaal
is dat van het „viegeschip", „The Queen of Isles"
heette het en het liep op d'n diek, toen het met een
lading peper, vijgen en noten terugkwam uit Indië.
Het was eerst vastgeraakt op een zandplaat voor
de kust en de bemanning had het verlaten, omdat
het een verloren zaak leek. Maar de boot kwam
bij hoog water vlot en sloeg met volle tuigage op
d'n diek, waar Weschappelaers rap gereed ston
den om de lading te lossen. Er werd dagenlang
vijgen gegeten, vijgen tot spuugens toe, maar ze
vulden de magen, de marechaussee uit Vlissingen
moest er aan te pas komen om te beletten dat de
ruimen helemaal werden leeggehaald.
Eén van de meest recente strandingen gold het
Zweedse vrachtschip „Benares" en ze bracht in her
innering, hoe in 1911 een Russische driemaster met