graag naar. Toch waren ze weieens verbaasd, dat
de gaai er vaak eerder leeg was dan op Westkap
pei, maar ze hadden er een redelijke verklaring
voor: Domburgers kozen troenken, die gewoon een
stuk groter waren dan op Westkappei en boven
dien vermolmd, zodat ze na één of twee rake scho
ten vanzelf naar beneden vielen. Daarom schoten
die van Domburg ook ergens in een duinpannetje,
een beetje achteraf, zodat het niet zo opviel. Ze
zeiden, dat die plaais in de reglementen was voor
geschreven, maar Westkappelaers wisten beter.
In Westkappei schieten ze open en bloot onder aan
d'n diek en iedereen kan zien, dat ze behalve het
geweer ook gaaf de fles hanteren. Ook daarom
neemt het gaaischieten op Westkappei meer tijd
dan Domburg het exact richten duurt er langer.
Er moet op Westkappei veel gedronken zijn, op
kermisdagen kwam dat naar buiten Het christelijk
volksdeel nam er aanstoot aan en daarom moest je
op kermiszaterdag altijd mee met het reisje van de
zondagsschool. Dat ging naar Groede, naar het
strand en je mocht over met de boot naar Breskens.
Als je dan een uur op het strand zat, kondigde de
leider aan, dat er naar het dorp gegaan kon wor
den - in Groede viel de kermis op dezelfde zater
dag als op Westkappei, maar het feest gold er niet
als heidens, ze dronken er niet zoveel
Er zat in Westkappei jarenlang een dokter, die
één specialiteit had: hij kon meesterlijk hechten. Hij
leerde het tijdens de kermisdagen, elk van de drie
cafés had z'n eigen slag volk en met de kermis
kwamen ze elkaar in groepen weieens tegen op
straat. De dokter bleef op die dagen voor dat soort
ontmoetingen thuis, ze leverden altijd wel negen of
tien slachtoffers op. Die hoefden niet te worden
verdoofd, dat waren ze al als ze werden binnen
gedragen door een paar maats, die nog konden
lopen. Soms waren er elf of twaalf krammen nodig
en als ze hem de volgende dag op straat tegen
kwamen, groetten ze minzaam en zeiden, dat ie het
mooi had gedaan.
4.
Die van Westkappei en Domburg lagen elkaar niet.
De zeer koele verhouding dateert van jaren her, de
Domburgse dichter J. C. van Schagen en de West-
kappelse burgemeesterszoon, vlieger-schrijver A.
Viruly wijdden er eens een briefwisseling aan. Viru-
ly, aan Van Schagen: „Jij schrijft nu, dat Dombur
gers minder ongenuanceerd dan wij waren, maar
zo'n moeilijk woord was bij ons onder aan de dijk
onbekend en wij lieten het weg, voor ons waren
jullie kortweg minder. Ons gemeentelijk inricht, dat
naar Domburgers dus met stenen en, in het seizoen,
met suikerbieten gesmeten moest worden als ze
over de grens durfden te komen, heb ik ten volle
gedeeld, hier kan geen verwijt mij treffen."