Westkappelaers herkennen dat, Domburgers waar
schijnlijk niet die vergeten sneller. Sommige
Westkappelaers hebben weieens geprobeerd een
verklaring voor die verhouding te vinden: dat wa
ren niet de beste, ze zaten er ook een beetje mee
en begrepen wel, dat het een moment van zwakte
was. Een Domburger sloeg je gewoon op z'n bek
als-ie Westkappel binnenkwam en als je dacht, dat
je hem aankon. Zélf kwam je zelden in Domburg,
alleen als het kermis was en als Noormannen te
gen Domburg voetbalden, maar dan ging je met
een groepje en gebeurde je niks. Westkappelaers
kenden geen enkele andere voetbalclub, die zo
allemachtig vals speelde als Domburg.
Westkappel en Domburg, haaf en nijd. Het schijnt
tegenwoordig beter te gaan, maar toch had die
verhouding tot lang na de oorlog consequenties.
Heeft iemand er weieens over nagedacht? West
kappelaers gingen zelden naar het noorden want
daar lag Domburg, dat negeerde je. Je wandelde
dus op zaterdag- en zondagavond vooral naar
het zuiden het züüen heette dat - en in het
züüen lag Zoutelande. Bijna iedereen tussen de
vijftien en vijfentwintig deed dat, met pinda's of
zuurtjes voor onderweg, en van het züüen uit kwa
men die van Zoutelande, naar het noorden. Het
moet weieens anders zijn geweest, maar die van
Zoutelande en Westkappel mochten elkaar wel, en
het aantal Westkappelaers, dat met een meisje van
Zoutelande en omgekeerd is getrouwd, is te
groot om toevallig te zijn.
5.
Hef valt iedereen op, die over d'n diek rijdt: in
Westkappel zijn de daken van de huizen zo groot.
Het heeft te maken met de oorlog, Westkappel
lag in de front-linie en de geallieerden moesten de
Atlanfic-wall forceren om de Duitsers uit het zwaar
versterkte Walcheren te verdrijven. Twee bombar
dementen op 3 en 29 oktober 1944 vernietig
den niet alleen de zeedijk over een lengte van
honderd vijfentwintig meter waardoor hef water
binnenstroomde, ze legden ook Westkappel plat
tachtig procent van de huizen was óf volko
men verwoest óf onherstelbaar beschadigd, twee
honderd mensen vonden de dood. Na de oorlog
moest het dorp worden opgebouwd, het ging om
woonruimte en niet om schoonheid en daarom zijn
in Westkappel de daken zo groot.
Tot in de vijftiger jaren is er in de duinen naar
restanten uit de oorlog gezocht. Koperen patronen
trokken het meest aan; de hulzen leverden een zak
cent op bij een opkoper, en het kruit zorgde met
een lucifer voor ander vertier, al hield iemand er
weieens een litteken aan over. Op een middag
vonden we in een bunker een partij Duitse helmen
en een voorraad koppelriemen. Het leidde tot een
legertje van zesde klassers, een Duitse bunker tegen
d'n diek was de kazerne. Met helmen op, koppels
om „Gott mit uns" en rijshouten stokken in
de hand trokken we naar de christelijke school,
door de Westkappelse straten waarin de gaten van
de oorlog nog lang niet waren opgevuld. De twee
groepen ontmoetten elkaar halverwege en aan
weerszijden van de straat wierpen bouwvakkers
de troffels weg en hingen geïnteresseerd over de
steigers. Tot een krachtig handgemeen is het niet
gekomen, de opzichter van de bouw kwam tussen
beide. Hij had geloof ik geen bedenkingen
tegen een gevecht, maar keek op tegen het verlies
aan manuren, dat er op de steigers mee zou zijn
gemoeid. En dat kon niet, in Westkappel moest
worden gebouwd.
Tijdloos waren de voorjaarsmiddagen uit die perio
de. Je lag in een duinpan, soms kroop er een mier
over je been. Aan de andere kant murmelde de
zee, met een accentje als de golfjes op het basalt
sloegen. Boven de deining uit hoorde je de klappen
van het heiblok, waarmee diekers bezig waren een
nieuw paalhoofd te formeren. Doffe dreunen in
een driekwartmaat, die werd aangegeven door een
krachtige stem en een oud lied. Het werd soms
overstemd door de stampende machines van een
naderend schip een geluid, dat sterker werd en
dan geleidelijk wegstierf, de zee brieste nog wat
na en daarne herkreeg alles weer z'n ritme, de
zanger, het heiblok, de golfjes. Tot het volgende
schip.
6.
Er lag die middag een badding langs de vloedrand.
Tien bij tien schat ik en twee meter lang een
gaaf stuk hout om een schutting mee op te zetten
of een kippekot, er zijn in Westkappel heel wat van
dat soort baddinkjes in verwerkt. Toen ik drie uur
later terugkwam, lag de badding er nog steeds,
op het droge nu, er waren een man of twaalf langs
gegaan. Ze hadden 'em gewoon laten liggen. Dat
komt Westkappelaers bouwen geen houten
schuttingen en kippekotten meer. Westkappelaers
bouwen bungalows in de tuin en die moeten van
steen zijn en goed ogen Westkappelaers houden
niet langer geiten of kippen, ze houden badgasten.