Ik heb een Westkappelaer gekend, die tot z'n negentigste vrijwel dagelijks langs de vloedrand liep. Een taaie, verweerde man met een druppel aan z'n neus, een bewerkte pet op met een storm- bandje om, een jutezak onder arm met het oog op de regen en waf kleingoed. Hij woonde in bij z'n zoon en op diens erf groeide de stapel zeedricht aan. Baddinkjes. Plankjes. In elkaar geslagen kist jes Eerst steeg de stapel langzaam, omdat er met hout werd gestookt Maar er kwam iets meer wel vaart, kolen werden betaalbaar en het kachelhout werd alleen nog verstookt op maandag, als de was moest worden gekookt. Nog wat later werd een wasmachine een bereikbare koop, de stapel hout groeide harder aan. En toen hef erf was volge- klampt, werd besloten het varken te slachten, want dan kwam het varkenskot vrij. Hij was er erg mee ingenomen, het lag nu droog. Ze hebben het hout na zijn dood opgeruimd en het varkenskot gesloopt, er staan nu twee zomerwonin gen. 7. Soms is er in een van de cafés een Westkappelse bruiloft. Lange tafels voor honderd gasten. Pronte wuuven. Kerels met verhitte koppen. Flessen op tafel. Armen om mekaar heen, deinen. En met z'n allen „ouwerwesse" zingen't Groenlandse straatje. Dwars door de buien. We zijn er een paar Italianen. Die twee schoon roze knoppen, die aan haar jeug dig lichaam staan. En het Vrouwtje van Stavoren. Eén telt er tweeëndertig, er is op zo'n bruiloft altijd wel een krasse pruimende en in het zondagse buis gestoken Westkappelaer, die ze nog alle tweeendertig kent. Alleen laat z'n stem het meestal na het zeventiende couplet afweten waarop de rest het spoor bijster aan het neuriën slaat. Maar de tekst van die vijftien ande re komt nooit meer boven de grond. Zo brokkelt Westkappel af, waar je bijzit. 8. Westkapelle is bij de gemeentelijke herindeling van Walcheren in 1966 zelfstandig gebleven, het werd gezien als een dorp met een eigen karakter; laatst liet de burgemeester weten de voorkeur te geven aan een nieuwe herindeling boven gewest vorming, er werd uit de raad niet op gereageerd. De bunkers zijn uit de duinen verdwenen. Aan d'n Westkappelse diek werken nog vijftien man, ze heien er tegenwoordig machinaal. Een bejaarden- soos is er intussen ook, hij loopt goed. Nieuwe hui zen onderscheidden zich in niets van woningen elders, ze worden nogal eens bezet door mensen van elders, soms uit Rotterdam en Rotterdam mers komen een heel eind achter de toren vandaan. Een enkele keer spuit de fontein in het hart van het dorp een paar dagen schuim, omdat onbevoegden een wasmiddel aan het water hebben toegevoegd - en dat is dan een trekje uit Westkappel. 9. Het is al een paar jaar geleden, fotograaf Wim Riemens vertelde me het verhaal toen we voor de krant op weg waren naar Domburg, waar iets feestelijks stond te gebeuren. We reden over d'n diek en er lagen wat Westkappelaers in de zon. Een paar dagen eerder waren ze er ook geweest en Riemens had geprobeerd een foto te maken. Ka rakteristiek Westkappelaers op d'n diek. Hij be naderde het groepje met een soort achteloze om zichtigheid, maar ze hadden hem door. Een paar draaiden zich om en enkele trokken de pet wat dieper over de ogen. En de man, die Riemens graag in beeld wilde hebben, pakte een steen en wierp. Hij beschreef hem en het kon niet missen het was m'n grootvader geweest. Dat is eigen 11 i j k een mooi beeld voor iemand, die de verschuiving van Westkappel naar Westkapelle probeert aan te ge ven. Westkappelaers worden schaars, ze gooien met stenen naar persfotografen, maar hebben klein zoons, die journalist zijn. Fragment uit het binnenkort bij UM Westfriesland te Hoorn te verschijnen boek „Zeeland, land achter dammen". 176

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 16