gloed zetten? En dan nog een vriendelijk saluut, en Schütz vervolgde zijn weg, zijn oogen den kost gevend, tevreden met zijn genot, dat hij evenmin als Poot's landman voor geen ko ningskroon had willen missen". De zoon, Willem Johannes, werd op 18 augus tus 1854 in Middelburg geboren en overleed er op 23 juni 1933. Hij kreeg al vroeg les van zijn vader en van een oom die ook leraar was aan de Tekenacademie. Op zijn veertiende jaar was hij al aan de academie ingeschreven, waar hij lussen veel oudere medeleerlingen moest wer ken. Zijn vroege liefde voor de tekenkunst was echter voor hem geen reden om daar ook zijn beroep in te kiezen. Na zijn schooltijd zocht hij al vlug een baantje, zodat hij financieel niet helemaal van zijn kunstenaarschap afhankelijk was. Zo was hij jarenlang werkzaam op het kanfoor van de Credietvereniging te Middelburg. Daarnaast had hij veel leerlingen, onder wie bekende namen als J. P. Aerts, F. Salberg, G. Grauss en M. Drabbe. In een vraaggesprek in Ons Zeeland van 7 september 1929 zegt hij daar zelf over: "Ik wist bij ervaring dat het pad van een kunstschilder niet altijd over rozen gaat, en daarom nam ik een betrekking op kantoor aan. Ik ben daar jaren geweest, en dat heeft me altijd een financieelen ondergrond gegeven". Daardoor stond hij ook sterker om voor zijn werk een goede prijs te bedingen. Waarbij nog kwam dat hij zich minder artiest dan vakman voelde. Een uitspraak als: "Als kopers bij mij kwamen zei ik: zoveel moet ik van dat werk hebben. Bevalt de prijs je niet, laat het dan maar hangen", past precies bij het beeld dat Schütz zich van een schilder vormde: "Ik be schouw een schilder niet als een hoger wezen, maar als iemand die een vak beoefent. Een vak dat als alle andere vakken geleerd moet worden. Dat vergeet men in deze tijd (1929!) wel eens". Heel jong nog, amper veertien jaar, verkocht hij zijn eerste werk. Het verhaal gaat dat Schütz van dat geld zijn eerste schilderskist kocht die hij, hoe vaak later nog door andere vervangen, steeds het liefst gebruikte. In tegenstelling tot zijn vader, die slechts één of tweemaal buiten Walcheren is geweest, zien we Schütz jr met zijn schetsboeken in heel Zeeland. De havengebieden van Antwerpen, Dor drecht, Rotterdam en Oostende heeft hij herhaal delijk bezocht. Niet bij alle schetsen is vermeld waar ze gemaakt zijn, maar een aantal doen erg sterk aan Zuid-Frankrijk of Spanje denken. In 1904 was W. J. Schütz met onder anderen mej. A. (Bertha) Ogterop actief betrokken bij de oprichting van de vereniging Voor de Kunst, waarvan hij meer dan 25 jaar bestuurslid is geweest. Naar aanleiding van zijn 25-jarig jubi leum als zodanig werd in mei 1929 in het Kunstmuseum een retrospectieve tentoonstelling van zijn werk gehouden. Ook de vereniging Het Kunstmuseum kende hem als een ijverig be stuurslid. Aan officiële belangstelling voor zijn werk heeft het hem niet ontbroken. Koningin WiIhel- mi na koopt in 1897 een schilderij van hem, enkele jaren later krijgt hij een onderscheiding. In de zomer van 1924 wordt door de heer Peppelman van Kampen in zijn woning, het huis 'In de steenrotse' te Middelburg, een erefentoon- stelling ingericht ter gelegenheid van de zeventig ste verjaardag van Schütz. Op die verjaardag zelf wordt hij door het gemeentebestuur van Middelburg in het stadhuis gehuldigd en wordt één van zijn werken een gezicht op het Veerse Gat door de vereniging Het Kunstmu seum aan de stad aangeboden. Op tentoonstellingen was Schütz jr een graag geziene inzender. Zijn lidmaatschap van verschei dene genootschappen, als Pulchri in Den Haag, Arti et Amicitiae in Amsterdam en St. Lucas gaven hem veel gelegenheid tot exposeren. Tus sen 1889 en 1924 is op haast iedere tentoonstel ling in Pulchri-studio werk van hem te vinden. Verder exposeerde hij in Haarlem, Dordrecht (Pictura), Rotterdam, Arnhem en in het buiten land, o.a. in Barcelona (waar hij een zilveren onderscheiding kreeg) en in Berlijn (galerie Ed. Schulte). Uiteraard was zijn werk ook in Zee land zelf te zien. Vele keren in Middelburg, maar ook in Veere, in Vlissingen voor de kunstkring Het Zuiden en, wat verdwaald misschien, op de tentoonstelling 'Nos artistes beiges en Hollande' (1919).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 3