Eén in ons streven en één in gedacht, éen in ons doelwit: door oefening kracht Deze ene onfpopie zich in de jaren veertig- vijfenveertig als nazigezind antisemiet. Laat ik maar aannemen dat het toeval hier een rol speelde. Mijn vader werkte sinds zijn zeventiende jaar op een lichtdrukkerij, waar voornamelijk prent briefkaarten werden vervaardigd. Het was een bescheiden bedrijf, geleid door twee broers, waarvan de een de produktie, de ander de boekhouding beheerde. De heren hadden een fotograaf in dienst, die de uiterste uithoeken van Zeeland op de glasplaat vastlegde; in de binnen dienst werkten een machinedrijver, enkele licht drukkers en een paar ongeschoolde jongens. Vader was lichtdrukker. Van elke prentbrief kaart bracht hij een exemplaar mee naar huis. Vanuit mijn bed op het zolderkamertje had ik het zicht op de kistjes waarin vader de tasibare bewijzen van zijn werkzaamheid vergaarde. Op die kistjes stond: Suikerwerken-Roosendaal. Sommige roken vaag naar pepermunt en eens heb ik tussen twee bodemplankjes nog een brokje bruidssuiker losgepeuterd, het smaakte naar niks. Als fiches van een kaartsysteem stonden in Suikerwerken-Roosendaal de ansichten tegen el kaar geperst. Twaalf opnamen van de brand in de St-Jacobsforen te Vlissingen; een serie van zes was gewijd aan een Stranding voor Westka- pelle; prentbriefkaarten van de Hoofdstraat in Hoofdplaat, de Voorstraat in Colijnsplaat en de Achterweg te Kortgene, Gemobiliseerden aan de grens bij Eede, Groeten uit Axel. Vijf kistjes naast, drie op elkaar. Vader was aan het zestiende begonnen. Op een avond schrok ik wakker, er trok iemand aan de bel. Ik hoorde vader naar de deur lopen. Uit het gesprek dat hij daar met een onbekende voerde kon ik niet veel opmaken. 'Buurman" en "brand" waren de enige woorden die ik verstond. Ik ving kleine, vertrouwde geluiden op die bewezen dat vader en moeder een jas, een mantel van de kapstok namen. Moeder zei: "Moeten we Levien niet waarschuwen"? Vader: "Och, laat die jongen toch lekker slapen". Ik hoorde de sleutel in het slot en de gelijkop- gaande stap van mijn ouders stellig liepen zij gearmd, ik heb ze nooit anders op straat gezien. De volgende morgen deed moeder mij het ver haal: de lichtdrukkerij was afgebrand, het was verschrikkelijk geweest: duizenden kaarten en vellen papier waren des nachts brandend over de stad gevlogen, voortgejaagd door de wind. Vader was nu naar "de werkplaats' om te kijken, wat er van overgebleven was. Ik vond dat moeder zo ernstig deed. Als een zaak afbrandt, bouw je hem toch gewoon weer op? De stadsredacteur van de Middelburgsche Cou rant had zijn best gedaan een boeiend verslag van het gebeurde te leveren. De brand stond in het nummer van 21 september 1920. "Het was gisteravond ongeveer 9 uur toen voorbijgangers in de Wagenaarstraat brandlucht rooken Het vuur greep met kolossale kracht en snelheid om zich heen. Een breede vuur gloed verlichtte den hemel. Het was bij alle akeligheid fantastisch mooi zooals de Lange Jan en de gebouwen op de Balans verlicht werden De burgemeester was zeer spoedig ter plaatse en nam op krachtige wijze de leiding in handen Tot in de duinen en langs de stranden woeien de verkoolde prentbriefkaarten: Hoofdstraat in Hoofdplaat, Voorstraat in Colijnsplaat, Achter weg in Kortgene, Groeten uit Axel. Nu ja, als je toch in zo'n oude jaargang bladert: "De direc teur van het gemeentelijk distributiebedrijf maakt bekend dat vanaf Maandag 4 October e.k. op bon 53 der Rijksdistributiekaart verkrijgbaar zal zijn 250 gram suiker a 17V2 cent". Uit een artikel over de smokkelhandel: "De koffiebranderijen in Nederland werken dag en nacht om de orders voor de Duitsche grenzen te kunnen uitvoeren. Tusschen Venlo en Kirchrath gaan dagelijks tenminste 50.000 pond tolvrij naar het Rijnland". En uit de advertentiepagina: "Hupmobiles, aan zetting van de motor electrisch, alsook de ver lichting, loopt geruischloos". De werkplaats werd niet herbouwd, het procédé van de lichtdrukkunst was door modernere me thoden achterhaald. De gebroeders waren zo jong niet meer, ze hielden er mee op. Zij betaalden mijn vader, die hun oudste medewer ker was, nog drie weken loon uit. Ik geloof, dat zij tot meer niet in staat zijn geweest. De fotograaf ging zich toeleggen op bruidsfoto's, schoolklassen en voetbalelftallen, de machinedrij ver vond plaats op een beurtschip, de tweede lichtdrukker, amper twintig, begon opnieuw als leerling-zetter. Vader heeft eerst aan de kassa gezeten op het terrein van een landbouwtentoonstelling. Vervol gens werd hij verkoper van confectiegoederen in het Verkoophuis De Amerikaan: "Prima kamga- ren, meneer, dit costuum kost u maar negentien gulden vijfentwintig". En we hielden kostgangers. Eerst twee jonge Duitsers, die in Veere werkten op het Fokkerfa briekje voor watervliegtuigen. Merkwaardig dat ik me van de een de voornaam herinner: Ernst, van de andere de achternaam: Buscher. Op een zondagmorgen zat Buscher terneergesla gen achter de koffie. "Ach Gott, ach Gott", jammerde hij. Moeder informeerde wat voor naars er was. En toen moest Ernst het maar vertellen: ze hadden besloten naar een ander kosthuis te gaan, waar het drie kwartjes goedko per was. Ernst vertaalde nog voor zijn makker: "mijn moeder begon te sparen met een lucifer, zodoende drie kwartjes Na Ernst en Buscher kwam de droefgeestige Westdorpe. Hij was Amsterdam ontvlucht, om dat zijn vrouw daar met een ander leefde. Westdorpe bezat een plakboek met foto's en documentjes, hij had in Turijn gewerkt en in Brindisi, de Paus had hem in audiëntie ontvan- 201

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 9