Drie gedichten DE HERFST Hans Warren ik zag je in mijn droom vlak bij me staan onder het raam, tussen de vreemdelingen, ik kon pas roepen toen 'k je weg zag gaan. Toen allen reeds in 't zadel zaten om weg te rijden, opende ik het raam, riep ik met schorre stem driemaal een naam, 't was niet de jouwe. Hoe konden die vreemden weten dat ik jóu riep? Zij gaven je een teken en jij bleef achter. Toen 'k beneden kwam vond ik je in de schaduw aan de zeekant staan. De herfst maakt alles ijler, lichter, de loofrook en het groen der velden; de molens worden traag, de bomen fluisteren hoog van lege nesten. De lucht is dun, de wolken bleken roerloos weg boven de einder. Er gaat een bader, stroef en machtig nog van de zomer, maar het bloed wordt ijler, lichter met de herfst en langzaam glijden zijn gebaren weg in de vloed, als ademhalen drinkt hij de zuiverende dood. 210

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1972 | | pagina 18