VLUCHTHAVEN VEERE L. W. de Bree C. A. L. Kotvis (foto's) 15 „Het was kort na de oorlog - de eerste wet te verstaan. Ik werkte in Volendam. Een paar Engelse schilders, die daar ook zaten, zeiden dat Veere zo mooi was, onvoorstelbaar mooi. Ik ging eens kijken en het bleek waar; toen ben ik hier meteen maar gebleven. Van de oude Van Beveren huurde ik het huis aan de over zijde van de vissershaven, tegenwoordig is het restaurant „d'Ouwe Werf". Heel dat pand voor vijf gulden in de week, zonder contract, zonder papier. „Zolang je betaalt, mag je er blijven wonen", zei Van Beveren. Niet lang daarna vestigde Fokker in Veere een fabriekje waar watervliegtuigen werden gebouwd. Het personeel bestond hoofdzakelijk uit Duit sers. Ze zochten naar huisvesting, een clubje klampte Van Beveren aan en rekende hem voor dat vijftig meer was dan vijf. Hij bleef het hoofd schudden en toen ze te lang aanhielden, zei hij: „Nu zat ik jullie de deur uit helpen voor ik me kwaad maak. |Het wordt me verteld op de zolder verdieping van een bescheiden Veers jpand, de woning van een ambachts meester uit de achttiende eeuw, schat 'ik. Zolderkamer die als atelier is inge- richt. Mooi noorderlicht. Enkele doeken aan de wand: vissers en hun schuiten, de Veerse dom, het portret van een pad vinder, weest paraat in de ogen. Een stil leven in opbouw: gladde en pokdalige kalebassen, effen gele en groenig ge streepte, op een blauwpaarse onder grond, tegen een fond van grijzen. „In de wintermaanden maak ik graag wat stilleventjes, ik houd van eenvoudige dingen", zegt mijn gastheer, wiens naam ik niet noemen mag. Drieënvijftig jaar Heeft hij in Veere zitten schilderen, tus- fcndoor ook wel in Westkapelle en in Zoutelande. Ik probeer mij Veere van een halve eeuw geleden voor te stellen, een onmoge lijk streven als je er tussendoor zo vaak geweest bent en er over gelezen hebt. Eens, toen een schoolkameraad ver jaarde, mochten we van zijn moeder met de bus van Castel naar Veere. We kregen Sok geld mee voor een flesje frambozen limonade in de Campveerse toren. Die middag hebben we de zware deur van de Stenen Beer opengewrikt en we zijn de donkere gang ingelopen, elkaar moed insprekend. De wanden weerkaat sten onze heimelijke angst. We hebben alle gekoolteerde kogels in de gevels op de kaai geteld en voorts een bezoek ge bracht aan de oudheidskamer. De po litieman Perrels, vriendelijk gezicht, baard, één wat loom ooglid, vertelde ons van de vierschaar en van de be roemde beker, hij toonde ons de op schaal vervaardigde ophaalbrug, die eens de meesterproef van een timmer- gezel was geweest. Meer dan naar het uitgestalde antiek keken we naar onze rondgeleider, want zelfs wij, jongens van tien, hadden al gehoord dat die man koninklijk bloed in de aderen had. Later ontdekte ik, dat van de Veerse politie man belangrijker dingen te vertellen waren: hij was de gewaardeerde archi varis en geschiedkenner van Veere. Maar goed, dat bezoek aan het oude stadje moet zowat een halve eeuw ge leden zijn. Mijn gastheer van nu zat toen al enkele jaren aan de kaai te schilderen. Eloogaarzen en de netten die te drogen hingen, de boeien en bakentonnen, die voor een opknapbeurt aan wal waren gebracht, de vissers met hun verweerde koppen. Hij zat tóen al het licht te vangen en de speelse rimpelingen rond de boeg van de scheepjes. De man tegenover mij vertelt: „Als je 's avonds langs het water Hep, hoorde je in de kajuitjes uit de Schrift iezen of uit Smijtegelt - en dat op z'n Arnemuids. Want u weet, de Arnemuiders verbleven van maandag toten met vrijdag in Veere. Prachtige koppen hadden die kerels, uit mahoniehout gesneden. Later, toen de visser/ui op de motor overgingen, bouw den ze een stuurhut en toen zag je met de jaren dat roodbruine en verweerde uit de gezichten verdwijnen." Hij werpt een blik op een van de vissers portretten aan de wand, vervolgt dan: „We waren allemaal arm destijds. De vissers voeren op deel, hoger dan vier gulden in de week kwamen ze gewoon lijk niet. De garnalen werden verkocht naar Engeland, de vissers moesten de manden, waarin verzonden werd, zelf betalen, twee kwartjes het stuk of daar omtrent. Als de baskets niet terug gestuurd werden, betekende dat extra kosten voor de leverancier. Soms zocht een schipper me op, postzegel tussen duim en vinger: Och meneer, wil je nog eens schrijven waar de manden blijven Voor mijn bemiddeling kreeg ik dan een zootje vis, een klusje garnalen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 15