vluchthaven veere In die sfeer paste de oude Van Bevpren die een huis verhuurde zonder contract of papier. En de politieman Perrels die archivaris was en glimlachend licht ver schafte in andersmans genealogie. En de visserman die zijn volk uit Smijtegelt voorlas en niet op de motor wilde over gaan, want als God geen wind geeft, moeten we binnenblijven „Hebt u Nescio gelezen,", vraag ik mijn gastheer. „Zijn verhaal „De uitvreter" speelt grotendeels in Veere. Hij schudt het hoofd. Wel gelezen wat Van Schagen over Veere schreef, maar dan vooral, omdat die man behalve dichter en schrijver ook beeldend kun stenaar is. „Ik heb alleen maar geschilderd, een leven lang geschilderd. In de meidagen van veertig zijn er in Middelburg zo'i tachtig doeken van me verbrand - ii Middelburg verkocht ik nog al wat. Er valt een korte stilte, dan accentuear hij: Tachtig doeken, dat is een stuk vai je leven. „Ik weet een doek te hangen, dat d brand heeft overleefd", zeg ik. „Zo - wat is het?" Ik schat de maten en beschrijf het onder werp, zo goed en vooral zo kwaad als da gaat: de domkerk, gezien van de Veersf weg, ongeveer op de hoogte van he oude bruggetje over de vest. Een zonni; stuk, rechts op het land korenschoven Mooi van kleur. Hij vermoedt dat het ui het laatst van de jaren twintig is, hij zoi het graag nog eens zien. Ik ben blij da ik daarvoor zorgen kan. Vijfentwintig was de schilder toen hij Veere ontdekte, de beste jaren voor de boeg. Er stonden toen bij de ingang van het stadje nog geen borden: „Weest Veere waard, rijdt bedaard". De schilder heeft Veere geproefd zoals Nescio het beschreef: „En 't tij kwam in en 't tij ging uit; 't water rees en viel. En iedere avond kwam de manke havenmeester en maakte eerst 't groene lichtje aan op 't Noorderhoofd, de palenwering; en dan kwam i daar af, dan moest i om 't heele haventje heen en dan zag je 'm weer bij den toren en dan maakte-n-i het houten hek open en klom de houten trap op en stak ook 't licht aan den toren aan. En dan zei Japi;„Alweer een dag, meester", en dan zei de manke havenmeester: „Ja mijnheer, alweer een. De Stenen Beer

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 16