nationale en regionale geschiedschrijving Friezen en Oostfriezen zijn „Noorden" wel wat erg zuidelijk is gelegen). Huizinga, in zijn studie over Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw4), ontkent niet dat verschillende landstre ken eigen cultuurvormen vertoonden. Toch bleven zij naar zijn mening buiten „het grote cultuurproces, dat er gaande was". Het meest geïsoleerd waren de Generaliteitslanden. Friesland en Gro ningen en Ommelanden vertoonden markante trekken. Dan had men nog de IJsselsteden en feodale Gelderse zand gronden. En Zeeland niet te vergeten! Een en ander weerhield Huizinga niet van de conclusie: „Waarlijk, Neder- land's beschaving in Rembrandt's tijd heeft zich, zowel receptief als produc tief, geconcentreerd op een gebied van niet veel meer dan honderd kilometer in het vierkant." Twee addertjes onder het gras: ten eerste het modernisme „Nederlandse bescha ving". Vervolgens de beperking, die aan Huizinga's cultuurbegrip ten grondslag ligt. Het doelt op „het hogere", op re ligie, wetenschap of kunst. Hiertegen over wordt tegenwoordig een ruimere, meer antropologische opvatting over cultuur geplaatst, alomvattend, in de zin van „de levensstijl" van een „samen leving." 5). Nu is dit ruimste cultuurbegrip geen stokpaardje van cultuursociologen al leen. Ook historici kunnen er mee uit de voeten, getuige het zojuist genoemde boek van R. Mandrou, een briljante stu die over variaties in Franse cultuur patronen. Mandrou beschreef „mesures des hommes", „attitudes fondamen- tales". Zijn werkwijze houdt een aanmaning in om ook voor Nederland voorzichtig te wezen met cultuurhistorische beschou wingen afgestemd op het bestaan van een algemene Nederlandse beschaving. Binnen de Republiek vielen verschil lende cultuurpatronen waar te nemen. In het gewest Holland verschilde de ste delijke bevolking in ieder opzicht van agrarische bevolkingsgroepen. Ook andere gebieden kenden tegenstellin gen tussen stad en land, niet alleen economische en bestuurlijke contras ten, maar ook verschillen in levensritme, in levenshouding, in geschiedbeleving tenslotte. Wij moeten echter ook niet in het andere uiterste vervallen. De Lage Landen waren méér dan een conglomeraat van cultuurpatronen. Bij alle regionaal isole ment kende men toch een zekere histo rische lotsverbondenheid en kon ook van een geleidelijke groei van het na tionaal besef worden gesproken. Symptoom hiervan was een beginnende politisering van het denken, vooral in de tweede helft van de 18e eeuw na afloop van het Tweede stadhouderloze tijdperk. Kranten en pamfletten vonden een ruimere verbreiding, in de steden meer dan op het platteland. De strijd tussen Prinsgezinden en Pa triotten vormde de inleiding tot een politieke crisis, die zich - onder buiten landse inmenging en ook onder oorlogs geweld - in hoofdzaak tussen 1 795 en 1814 afspeelde. Voor de nationale ge schiedenis markeerde het Koninkrijk het begin van een nieuwe tijd. Men zag een ideologische weerspiegeling daarvan zowel in een opleving van de nationale geschiedschrijving als in uitingen van een burgerlijk nationalisme (waarin zelfs de Batavieren een rol bleven spelen). Naast de algemene geschiedvorsing, met zulke grote namen als die van Bak huizen van den Brink, Groen van Prinste- rer en Fruin, bleef in de 19e eeuw ook de regionale geschiedenis beoefening vinden. Historische bezinning op tweeërlei realiteit: werkelijkheden van bestuurlijke centralisatie en econo mische concentratie (het wordende spoorwegnet!) tegenover de speel ruimte die liberale regeringen regionale initiatieven gaarne lieten. In de land bouw bijvoorbeeld waarin de overheids bemoeiing tot een minimum werd gere duceerd door de erkenning, welke pro vinciale landbouwmaatschappijen von den. Ook voor de 19e eeuw dus gold wat voor vroegere tijden gesignaleerd werd: het voortbestaan van regionale cultuur patronen. Maar deze waren wel aan uit- slijping onderhevig, na de eeuwwisse ling in versneld tempo. De langdurige landbouwcrisis van 1878 tot 1894 tastte agrarische structuren aan en ver snelde daardoor de verstedelijking. Na 1 900 begon ons volk een krantenlezend volk te worden, vooral in de jaren 1914- 1918 begerig naar nationaal en inter nationaal nieuws. Maar wat er ook gebeurde, voor Friezen Groningers uit stad of Ommelanden voor Drenten, Twentenaren, Zeeuwen Brabanders en Limburgers bleef „Dei Haag" ver weg. Ook toen het er op be gon te lijken, dat de culturele gelijk schakeling niet meer te stuiten viel. Di fiets en het intercommunale busverkeei de telefoon en de radio verhoogden d( mobiliteit en intensiveerden de com municatie in nationaal verband. Maar d( gehechtheid aan streek, taal of d>a lect werden er niet door weggevaagd Over de aard van het voortbestaandf regionalisme heeft steeds verschil var mening bestaan. Had men te maken mei romantiserende protestbewegingen o was er nog zoveel van de oude cultuur patronen over, dat voor streeksenti menten en voor regionaal historiscl besef een sociologische ondergront aanwijsbaar was? Wie een studie maakt van de gesch e denis der oorlogsjaren 1940-194S moet wel tot de conclusie komen, da het begrip „streekkarakter" niet als fïc :i< mag worden gezien. Op grond van eei studie, die ik maakte over de april-mei stakingen van 1943, kon ik een aan a „streekkarakters" (Mandrou zou vai „solidarités fondamentales" spreken duidelijk in kaart brengen6). Hun betekenis valt niet weg te cijferer In de tijd waarin de normale ruil va goederen en diensten werd gestoo c het verkeerswezen stagneerde, de ra tionale arbeidsorganisatie instortte e centraal geleide communicatie on geloofwaardig was geworden, toonde vooral groepen en groeperingen i streekverband wat historische conli nuïteit waard was. Bij hulp aa onderduikers of aan uitgehongerd stedelingen bleken de bewoners va agrarisch-stedelijke randgebieden i offervaardigheid ver achter te blijven b bevolkingsgroepen, die nog iets van hu traditionele plattelandscultuur hadda weten te bewaren. Wij hopen, dat dit - het regionale aspe) in het algemeen - naar voren zal worda gebracht in de officiële geschiedschii ving van dr. L. de Jong. De titel van zij standaardwerk „Het Koninkrijk der Ne derlanden in de Tweede Wereldoorloc wijst evenwel op sterk nationaal a« richte geschiedschrijving. Na drie dela

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 2