sen reisverhaal
5
Contacten met onze regering in Londen
tonden spoedig worden gelegd. Even-
sens met koningin Wilhelmina.
Een van de belangrijkste figuren uit het
Eeeuwse verzet was jhr. mr. A. F. C. de
Casembroot die ik in de donkere tijden
velke aan de bevrijding vooraf gingen
ïeb leren kennen. In de eerste dagen
ran januari 1 945 kwam hij bij ons thuis
sn deelde mij mede dat koningin Wil-
selmina het op prijs zou stellen met een
Jelegatie uit de bevrijde provincies
iamen te komen om te spreken over
ïetgeen na de totale bevrijding van ons
and zou moeten worden gedaan. Niet
illeen in staatkundige maar ook in
iociale zin. De problemen welke
roesten worden opgelost waren veel
vuldig en ingewikkeld. De koningin had
nr. De Casembroot laten weten dat zij
nensen wilde ontmoeten die overtuigd
varen van het feit dat de oude plat-
jetreden vooroorlogse paden moesten
vorden verlaten en op praktisch alle ge
beden een politiek van vernieuwing
noest worden toegepast.
/Ir. De Casembroot had de opdracht
intvangen de Zeeuwen aan te wijzen
velke van de delegatie deel zouden
noeten uitmaken.
Ik vind dat jij daarbij hoort", zei hij. „Je
noet dus mee naar Engeland.
)e bondige wijze waarop hij mij dit
needeelde klonk bijna als een bevel,
let verraste mij volkomen. Een ogen-
ilik was ik sprakeloos en kon niet on-
niddellijk reageren.
Hoe denk je er over,vroeg De Casem-
iroot. Nadat ik enige ogenblikken had
lagedacht antwoordde ik dat ik voor de
er van de uitnodiging bedankte. De
lasembroot deed of hij mij niet begreep
n zei met grote verbazing in zijn stem:
Maar Van Oorschot. Als ik aan wie dan
iok in Zeeland zou zeggen: „Je moet
nee naar de koningin in Engeland", zou
•iemand een seconde aarzelen die ver-
rende uitnodiging aan te nemen, leder
en zou van blijdschap een gat in de
jcht springen.
Maar ik spring niet zo gauw een gat in
'e lucht", antwoordde ik.
Hoe zal ik, als eenvoudig man, zonder
nige schoolse, laat staan wetenschappe-
jke opleiding een constructieve waarde-
olle bijdrage kunnen leveren aan over
ig en diskussie omtrent zulke ingewik-
elde problemen als opbouw en ver
nieuwing. Ik behoor nu eenmaal niet tot
die mensen die op een dergelijk verzoek
onmiddellijk zonder nadenken bevesti
gend antwoorden. Bovendien ben ik
totaal niet op de hoogte van de wijze
waarop men in „hofkringen" zich ge
dragen moet. ik ben geen man van def
tige vormen en etiquette. Ik zou mij niet
thuis voelen in een dergelijk gezelschap.
De Casembroot lachte en merkte op, dat
er bij dit bezoek geen sprake zou zijn
van etiquette, hoge hoeden, geklede
jassen, vleierij, vormelijkheid. Integen
deel. Het was de uitdrukkelijke wens van
de koningin dat het een bijeenkomst zou
zijn van gewone mensen die op onge
kunstelde en ongedwongen wijze met
elkaar zouden spreken en omgaan. Haar
initiatief tot dit overleg had een vol
strekt onofficieel karakter en was door
haar genomen zonder voorkennis of be
moeienis met de regering in Londen,
terwijl de aan de bijeenkomst verbonden
kosten door haar privé zouden worden
betaald. De Casembroot wees mij er
verder op dat de koningin het op prijs
stelde dat ook vertegenwoordigers van
de „arbeidersklasse" in de delegatie
zouden worden opgenomen.
Al deze mededelingen waren echter niet
voldoende om mij op mijn besluit te
doen terugkeren. De Casembroot vroeg
toen mij toch nog eens nader te beraden
en dat hij over enkele dagen op deze
kwestie zou terugkomen. De volgende
dag vertelde ik aan burgemeester Van
Woelderen over het bezoek van De
Casembroot en dat ik aan zijn uitnodi
ging om meetegaan naar de conferentie
in Engeland geen gevolg zou geven.
„Ben je helemaal bedonderd", zei Van
Woelderen. „Een dergelijk bezoek kan
voor onze gemeente en voor ons hele
Zeeuwse gewest van het grootste belang
zijn en ik ben het dus volkomen eens met
„Guust" (de voornaam van De Casem
broot) dat je eigenlijk verplicht bent mee
te gaan.
Ik begon te twijfelen aan de juistheid
van de door mij genomen beslissing en
toen De Casembroot na enkele dagen
bij mij terugkwam stemde ik toe. In de
tweede helft van januari (dejuiste datum
is mij ontschoten) ging de Zeeuwse
deputatie per auto naar Brussel waar de
nacht in een groot huis werd door
gebracht waarin Nederlandse militairen
waren gehuisvest.
De deputatie bestond uit de heren
De Casembroot, Koch uit Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen (voorzitter van
de Kamer van Koophandel), De Roo
(wethouder van Goes), mr. Bloemers
(officier van justitie te Middelburg) en ik.
Mr. Bloemers kreeg echter geen toe
stemming van de militaire instanties de
reis mee te maken. Voor ons vertrek
naar de haven van Oostende werden we
allen medisch gekeurd. Deze keuring
leverde voor niemand moeilijkheden op.
Een bus waarin de deputaten van
Noord-Brabant en Limburg, benevens
de burgemeester van Nijmegen, de heer
Hustinkx reeds hadden plaats genomen
bracht ons naar de kust.
Nadat nog enige formaliteiten waren
vervuld werden we aan boord gebracht
van het bewapende troepentransport
schip „Biarritz". Er was een groot aantal
Nederlandse militairen aan boord, die
naar Engeland werden overgebracht,
om vandaar te worden uitgezonden naar
het toenmalige Nederlands Oost-lndië.
Om ongeveer 5 uur in de namiddag voer
de „Biarritz" de haven van Oostende uit,
begeleid door enkele torpedoboten. Wij
kregen allen een reddinggordel die via
een ventiel opgeblazen kon worden.
Na ruim een uur varen begon zowel
vanaf de „Biarritz" als vanaf de torpedo-
boten een oorverdovend schieten,
ledereen blies zijn reddinggordel op,
hetgeen op zichzelf een vermakelijk
gezicht was. Enige minuten daarna
hield het vuren op, waarna ons werd
meegedeeld dat op een V 2 geschoten
was, die door de Duitsers vermoedelijk
vanaf Schouwen was afgeschoten.
De gemoederen waren natuurlijk zeer
gespannen geraakt, maar we vonden
onze gemoedsrust volkomen terug toen
we later op de avond hoewel geheel
gekleed, op vaste banken een beetje
probeerden te slapen. In de monding
van de Theems ging de „Biarritz" ten
anker, omdat het bij nacht te gevaarlijk
was door het mijnenveld te varen. Tegen
de morgen voeren we de Theems op en
meerden aan in de Tilburydocks. Ook
hier moesten enige formaliteiten wor
den vervuld, waarna we plaats namen
in een gereedstaande trein welke ons
naar Londen bracht. Per auto reden wij
vanaf het station naar de Nederlandse
legatie waar wij vriendelijk en voor
komend werden ontvangen. Daar van-