TIJD
SCHRIFT
Kees Cijsouw
9
Kranten, weekbladen en tijdschriften zijn
eind vorige maand verschenen met bij
lagen en pagina's lange verhalen, waarin
twintig jaar terug werd gekeken. Twintig
jaar geleden, de februari-ramp van drie
ënvijftig. „Een rekensom als litteken"
zette de PZC boven één van de be
schouwingen, De Stem drukte de ramp
ervaringen af, die lezers instuurden, het
Algemeen Dagblad noteerde verhalen
van redders en voerde gesprekken over
de ontwikkelingen in het Zeeland van nu.
En Vrij Nederland bezocht het Staven isse
van twintig jaar later voor een zwarte
kousenverhaal met stiekeme Barend
Servet-kijkers en schadeclaims, die de
werkelijke kosten te boven gingen en
zette er boven: „Geef ons heden ons
dagelijks brood en ieder jaar een waters
nood.
inderdaad: elke krant schrijft zoals-ie
gebekt is.
Twintig jaar tater. Over de tweede wereld
oorlog hoor je at jaren, dat er een gene
ratie is opgegroeid, die het allemaal niet
meer bewust heeft meegemaakt. Dat
begint voor de ramp van drieënvijftig
langzamerhand ook te gelden. Een kennis
- nu dertig, toen tien - vertelde me
hoe zijn herinnering aan de stormvloed
gefixeerd is. Als het over de ramp gaat,
schiet hem één beeld door het hoofd:
de katholieke kerk van Lewedorp op
de zondagmorgen erna, de ene kant
van het gangpad vol vrouwen en aan de
andere kant alleen lege banken.
De mannen waren naar de dijken.
Soms liggen de herinneringen aan die
eerste februari in de marge van de ge
beurtenissen. Iemand uit Aagtekerke
vertelde me, dat hij die nacht van zater
dag op zondag met de buurman was
wezen kijken of de duinen tussen Oost-
kapelle en Domburg het hielden. Het
stormde en stoof er, ze likten het zout van
de lippen en wisten de tranen uit hun
ogen en zagen in de luwte van een
bunker, dat er nog zo'n vijftig meter
duin vóór hen lag. Ze zochten binnen
vijf minuten beschutting en toen ze weer
naar buiten kwamen, voelden ze hoe de
duinen onder hun voeten begonnen af
te brokkelen en de bunker naar beneden
begon te schuiven - van onder af door
het water ondermijnd. Ze moesten ren
nen om de afslag vóór te blijven,
's Middags zijn ze terug geweest. De
duinen waren weggevreten, de bunker
stond op het strand en de zee lag ver
weg tamelijk rustig te wezen.
„Je had het niet geloofd, als je 't niet
had gevoeld.
Stavenisse. Het was kort na die ramp
nacht één van de meest ontredderde en
geslagen dorpen in het zuidwesten. Een
dorp vol water, zonder eten en drinken.
Een dorp met apatische mensen, die
moesten worden ingeënt tegen tyfus
vóór ze werden geëvacueerd. Een van
de zorgen was te voorkomen, dat mensen
twee of driemaal werden geprikt.
Hoe kon worden aangegeven, dat men ai
een keer was gevaccineerd? Iemand
herinnerde zich, dat in het gemeentehuis
nog stempels lagen, die konden worden
gebruikt. En zo stapte in Stavenisse
iedereen op een evacuatie-schip met
op de arm de in het paars gevatte
aanmoediging informaties in te winnen
over het gemeentelijke industrieterrein.
„Zeven hectares. Goede verbindingen te
land en te water, voldoende arbeids
krachten beschikbaar."
Toen in de dijken de gaten gedicht en
de caissons geplaatst waren, werd diep
in het najaar in de Zierikzeese Concert
zaal een toneelvoorstelling georgani
seerd. Een hommage voor de mannen
van het dijkherstel. Een beroepsgezel
schap speelde een mooie draak, „Moord
voor open doek.
Een volle Concertzaal genóót.
En jawel - zoals dat draken en thrillers
betaamt - op een dramatisch moment
valt het lijk. Eén van de huisgenoten
verschijnt op het toneel, buigt zich ont
steld over het slachtoffer en roept con
form de tekst:
„Is er een dokter in de zaal?"
Waarop de als dokter ingehuurde acteur
zich kwiek van zijn zetel op een van
de eerste rijen verhief en met een koffer
tje in de hand het podium betrad - op
de voet gevolgd door een Zierikzeese
arts, die jachtig van het balkon was
gekomen.