e middel-burgers
Zeeuws Tijdschrift" koesterend, maar
Dk het „Domburgs Badnieuws", nieu-
e en oude tradities. Dit is niet de
ats voor een lofrede. Maar voor mij
as hij altijd de meest typische Middel-
urger die ik kende, de middelste uit
jn middel-middelklasse. Zoals De Kok
prnerkte: waar was een betere plaats
Dor deze man te vinden dan aan het
ureau tegen het raam van zijn kantoor
i het hart van de stad, over de markt
itziende.
I 1972 organiseerde het gemeen-
;bestuur een congres over de binnen-
Wat mij het meest trof was de
te ing van F. Tavenier Jr. in de lijn van
ader en grootvader. Hun zaak staat
an één van de kaden, voor het vervoer
iet zo gunstig. Maar hij hoort in een
svende binnenstad en als het monu-
lent dat hem herbergt aangepast moet
torden dan trekken de Taveniers één
jn met het gemeentebestuur, desnoods
jgen Monumentenzorg. Zo is de echte
uddle class. Hoeveel Mohikanen zijn
r nog?
let verhaal over de lower-middle
lasses kan weer korter zijn. Het is de
roep waar ik uitkom. Mijn grootvader
/Ie oen kwam na de grote crisis van
8/2-1895 naar Middelburg en werd
r volgens het adresboek leurder met
iroenten, Vlissingsestraat I 169. Vol
lens het boek van 1901 had hij zich
ip iewerkt tot winkelier in boter, kaas,
'en enz., Gravenstraat I 278. Tegen
Ie Markt aan had je al de betere zaken,
lat had hij gezien. Opa rookte sigaren
Diesch en las de NRC. Met enkele
Jgenoten exploiteerde hij een treiler
i Scheveningen, veel verlies, maar ook
>i :ier. Opa kon, gesteld dat hij gewild
lad, moeilijk de stap naar middle-
niddle maken. Vader kwam alleen in
zien verder. Hij ging naar de ge-
e'ormeerde burger-Herengracht-
ïool, ofschoon de Gravenstraat
ooi veel dichterbij was. Vervolgens
l i de burgeravondschool, en dus niet
laar de HBS. Daarom kon ik in 1933
log niet naar het Gym. Zijn zusters
j ichten enige tijd door op de wat def-
ice meisjesschool. Mijn moeder was
i dochter van de befaamde baas Van
Spanje van de „Zeeland" in Vlissingen.
De enige goede uit Vlissingen vond mijn
vader. Mijn moeder heeft vierenveertig
jaar achter de toonbank gestaan, zonder
ridderorde want die vallen in hogere of
lagere standen. Je kunt hem moeilijk
zelf aanvragen en tijd voor het ver
enigingsleven hadden die mensen niet.
Een van de eerste vrouwen die - in
1933 - de auto mee heeft verdiend.
Mijn vrouw is een dochter van een
leraar van de kweekschool, toen niet
helemaal een echte leraar dus. Als part
time gymleraar liep hij storm tegen de
discriminatie bij bevorderingen. De
vriendinnetjes van mijn vrouw zaten wat
upper dan zij. En zo kan het gebeuren
dat wij samen een vroegere ijsboer
tegenkomen die ons als volgt groet:
„Rinus, mevrouw!" Wij kijken zogezegd
samen makkelijk over de muur heen.
Van Kleven was een oom van mijn vader,
hij leurde en riep: „Slaai, slaai, drie om
een dubbetjel", waardoor de deftige
school aan de Lange Delft werd ge
stoord en moest verkassen. Vader start
te eens met een ingezonden stuk de
opruiming van de corruptie bij Gemeen
tewerken, waar de paarden niet genoeg
voedsel kregen. Een familie met invloed
dus, maar ook weer voor een muur, die
zij overigens niet bemerkte. In de Gra
venstraat werd ik opgepast door opoe
Raeffels, wier man kruier bij „Hotel Ab
dij" was. Iets verder kwam ik bij Van
Woerkens, een geneeskundige die er
uit zag als een Frans staatsman, „God
de Vader" genoemd. Verder vele ge
zellige winkeltjes, een milieu om met
plezier aan terug te denken. Het lijkt wel
erg op hoogmoed, op te geven van zulk
een kleine komaf. Meer dan die van
de hoogmoedige die zijn voorouders in
een echte Ahnengalerie zet en eigenlijk
bescheiden is als hij suggereert niet
verder gekomen te zijn. Maar het was
nodig, omdat dit de lower-middle class
is.
P. C. Boutens moet een uitzondering zijn
geweest. Van hem zei men dat hij later
niet meer thuis kwam omdat zijn ouders
een winkel hadden in schoonmaakarti
kelen in de Langedelft, tweede huis
rechts van de Sint-Janstraat.
Meertens heeft de groep van de andere
kant bekeken, in zijn opstel over een
Middelburgse burgerfamilie in de ne
gentiende eeuw, de Baarts. Ambachts
lieden, oorspronkelijk uit Westkapelle,
een manufacturenwinkel in de Lange
Delft, sterk wetenschappelijk en cultu
reel geïnteresseerd, oprichter van een
nijverheidsvereniging, waarin namen
voorkomen als Van Benthem Jutting,
Van der Harst, Boudewijnse; voorloper
van de vrijzinnig-democraten, contact
met Multatuli, later socialist. Natuurlijk
geen lid van het „Zeeuwsch Genoot
schap". Eigenlijk weer een andere mid
dengroep dan die van mij, misschien
omdat zij zich een halve eeuw eerder
manifesteerde. Bij ons en vele anderen
was het de „AVRO" en Colijn.
De lower classes tenslotte, ook weer
verdeeld, alweer in drieën, de geschool
den, de ongeschoolden en de paria's.
De eerste twee vooral geschikt om
plaatsvervangend voor de meervermo-
genden in dienst te gaan. De paria's
zouden natuurlijk afgekeurd worden.
Zij konden zich thuis bezatten. Voor de
anderen waren er de ontelbare kroegjes,
de speakeasies van de gewone man,
waar natuurlijk geen middenstander
kwam. De knechten en de meiden wa
ren middle-lower class. „Een knecht bij
ons kon precies leven zonder honger,
zonder dood te vriezen", zei een tijd
genoot, die er aan toevoegde: „toch
waren het opgewekte mensen". Trou
wens „armoede werd pas gezien als er
werkelijk gebrek was". Van taaltekorten
door het milieu was nog niets bekend.
Het werd alles als raciaal ervaren, zoals
het verhaal van de twee wezen, van wie,
bij de verloren gewaande aristocra
tische moeder teruggekeerd, bleek dat
zij zich altijd hadden blijven onderschei
den door een fijnere geest en een
fraaier lijfje.
De paria's bij uitstek vormden de „hof
stoet". De kneuzen en stadsgekken,
schilderachtige types, onmaatschappe-
lijken, beklagenswaard. Met zitbankje
en ijzeren hark krabden ze het gras weg
tussen de keien. Meest waren het in
woners van het oude mannen- en vrou
wenhuis aan de Herengracht. Met pit
toreske bijnamen, „Ontjepies", „Peeje
en Juun", „Pietje Puck", „Tanne en Kee",