f
beuterpanne
ac ues prince en zijn werk aan
ie zeeuws woordenboek
Ie Valcherse in haar „legettemusse"
532), die „d'r eige niet in de luren laet
jie" Maar ook hier is beheersing, dui-
lel <heid: plooiing en stand van de
nuts zijn achter en voor volmaakt weer-
legeven, de rest van de kleding is
lechts aangeduid. Zie ook eens, hoe
Ie subtiele verschillen van de „tup-
nussen" (1 002, 1 003) der protestantse
n rooms-katholieke Zuidbevelandse
Irachten uitkomen op het zwart van
Ie ilhouetten. Waar het hem te doen
s om een beweging, een spanning in
verk of spel volgt hij een andere tak-
iek in een sobere schets valt alleen
laarop de aandacht: de kracht in arm
in r anden van de oude baas, die „Z-n
:eise an't strieken is", de spanning in
:ijn nek en schouders - zelfs z'n pupe
;taat gekneld tussen z'n lippen (pag.
351Of de houding-vóór-de-worp van
ie stekboller (1 27), de zware bolle wik-
;end en wegend op de hand.
Is het voor Prince, vrije vogel die hij was,
wel altijd gemakkelijk geweest, vast te
zitten aan wat ik ter illustratie uitkoos?
Ik denk bijvoorbeeld aan de avond, toen
ik die „vuuverten" bij hem op het Oost
kerkplein kwam afgeven, of aan het
palingbroodje, dat er mijns inziens perse
in moest. Weinig inspirerende onder
werpen, vooral het laatste. Want in de
brosse kantjes en kuiltjes van de
Zeeuwsvlaamse wafel, zoals die uit zijn
tekenpen kwam (11 02) zou je bijten. En
vergelijk het gebak eens met het wafel
ijzer (tumelaor, 1001), van stofuitdruk
king gesproken! ,,'t Kind in de pak"
(694), voorgesteld door een pop van
respectabele leeftijd (ze was van 1 895,
toen ze triomfen vierde op de Middel
burgse poppententoonstelling met haar
Franse kinderliedjes) is inderdaad wat
„poppig" uitgevallen. Maar dat ze door
een Domburgse van ver over de tachtig
met kennis van zaken in de doeken was
gespeld, was een pluspunt, en hij schik
te zich met beminnelijke humor. Soms
trof hij het beter: toen zijn speurtocht
naar een boerenkleermaker op „z'n tae-
fel" op niets was uitgelopen - de laatst
gesignaleerde, die van Serooskerke,
bleek inmiddels overleden - kon ik
helpen met een juweeltje van volks
kunst: de uit één stuk palmhout gesne
den tabaksdoos, op het deksel waarvan
„d'n ouwen TrieIIer", kleermaker van zijn
vak en houtsnijder „omda-t'n 't nie laete
kon", zichzelf en een klant met alle
ap- en dépendenties in z'n wienkel had
afgebeeld. Daar had Jacques zin in, ge
tuige de minutieuse weergave (965).
■c'
*4
iiiimiirnMHlIlfflimilll ItlHlfUIJW
pael'óód