T OOSTERSCHELDE Samenvatting van een lezingencyclus Kees Cijsouw i Hei Koninklijk) Zeeuwsch Genootschap der A/etenschappen heeft zich sinds de Dei awet tweemaal met de deltawerken 3n e gevolgen voor de Oosterschelde sez ggehouden. Er was - Zierikzee, 28 pril 1 967 - het congres „De Ooster schelde in de delta". En het genootschap organiseerde tussen september 1972 3n laart 1 973 een cyclus lezingen met oe; forum toe, waarin de Oosterschelde ap- euw centraal stond. Dp ret van de zeven bijeenkomsten en de eegift was - zo werd van de kant van iet genootschap vooraf gezegd: „Ob- ec eve, wetenschappelijke voorlich ting geven. We bemoeien ons niet met de politieke kanten van het probleem, iedereen mag zijn eigen mening heb ben. Wat voorzit is: toelichting van standpunten. Er is over de Oosterschel de zoveel gezegd en geschreven, dat Are ons kunnen voorstellen, dat velen door de bomen het bos niet meer zien." 'Van het eind van het afsluitende forum gesprek onderstreepte voorzitter dr. D. van der Wel het aspect van de voor lichting, toen hij een uit de zaal afkom stige suggestie voor een Oosterschelde- motie afwees: We hebben met de cyclus niet beoogd als genootschap een uit spraak pro of contra de afsluiting te geven, we hebben beoogd een stuk voor lichting te geven zonder zeif partij te zijn. Voorlichting dus, in acht lezingen rond de Oosterschelde. Leden van de stede- bouwkundige studiegroep „Het Zeeuw se Meer?" uit Delft zetten het plan voor een stormvloedkering uiteen en prof. ir. P A. van de Velde, hoogleraar con structieve waterbouwkunde aan de technische hogeschool in Delft ging daar nader op in; de waterbouwkundige ir. A. Mertens uit Brugge sprak over „Erodering en sedimentatie"; van ir. J. N. Svasek, directeur van een water bouwkundig adviesbureau, kwam een verhandeling over: „De eenheid van voordelta en zeearm"; de hydrobioloog prof. dr. C. den Hartog stond stil bij de „hydrobiologische problemen met be trekking tot de afsluiting van de Ooster schelde"; prof. ir. P. Korringa, directeur van het rijksinstituut voor visserijonder- zoek behandelde „De Oosterschelde en de visserij"; ir. A. Beenhakker, hoofd van het bureau milieustudies van de rijks planologische dienst leverde een be schouwing over ecologie en planologie in het Oosterscheldegebied en de so ciaal-psycholoog W. van Dieren ging in op de twijfel en de emoties in de Ooster- scheldekwestie. Rijkswaterstaat kwam in de lezingen niet aan het woord. Er is tussen de Delta dienst en het Genootschap wel contact geweest, maar door een misverstand heeft dat niet geleid tot een beschou wing van waterstaatszijde in de cyclus. Na afloop van de serie gaf het Genoot schap over dit punt déze persmede deling uit: „Door een misverstand is bij het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen de indruk gewekt, dat de Deltadienst van rijkswaterstaat niet bereid was mede te werken aan de zojuist afgesloten lezingencyclus „De Oosterschelde en de zee". Achteraf is gebleken, dat dit niet het geval is." 2 Van de drie hydrobiologische systemen in het deltagebied onderscheidt de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 17