het zeeuwsch genootschap en de oosterschelde K Oosterschelde zich van het Schelde- systeem en de monding van Rijn en Maas, omdat ze geen riviermond heeft. Dat heeft - zei prof. dr. C. den Hartog - tot gevolg, dat het zoutgehalte vrijwel constant is. Voorts blijft het water drie tot vier weken in de Oosterschelde, waardoor de temperatuur 's zomers hoger en 's winters lager is dan de aan grenzende Noordzee. De beschutte lig ging, de stabiele omgeving, de slechte uitwisseling van water met de Noordzee en het hoge zoutgehalte zijn er de oor zaak van, dat de Oosterschelde een zeer rijke flora en fauna bezit. Dat geldt in het bijzonder voor de levensgemeen schappen in het gebied. Ir. A. J. Been hakker constateerde, dat het natuurlijk milieu in ecologisch opzicht nog groten deels onverstoord is en noemde de Oosterschelde „in zijn soort een zeld zaam milieu". Ir. Beenhakker karakteriseerde de af sluiting tegen de achtergrond van het milieu als „een zeldzame gebeurtenis". Beenhakker: „De reden om tot afsluiting over te gaan is de veiligheid van het Deltagebied en wel de veiligheid tegen een mogelijke zeldzame gebeurtenis: een stormvloed. Om dus het onverwacht voorkomen van een zeldzame gebeurte nis (een natuurramp) tegen te gaan in troduceren we zeif een andere, die ove rigens voor het natuurlijk milieu inder daad het effect van een ramp heeft. Het is te vergelijken met het opblazen van een toren, voordat hij instort. Het res ui taat is, door het wegvallen van het geti, en de zoutaanvoer, de vrijwel volled gt vernietiging van het oorspronkelijk /ni Heu. En ir. Den Hartog: „Er zal een kettirg reactie op gang komen, die zeer funeste gevolgen voor de aanwezige flora en fauna zal hebben. De afsluiting van de Oosterschelde, zelfs als men deze met zou verzoeten, zal tot een enorme ver arming van de levensgemeenschappen leiden; namelijk volkomen destructie van de gemeenschappen in de getijden zone en het uitvallen van alle stero- bionte soorten in het diepere water Slechts een relatief kleine groep van eurybionte weinig gevoelige, mariene organismen zal zich kunnen handhaven Het aantal overlevende soorten zal even wel ten nauwste samenhangen met het zoutgehalte, dat zich zal gaan instellen, en met de grootte van de fluctuaties van het zoutgehalte." Hij wees erop, dat het niet de bedoeling is van de Ooster schelde een zoutwatermeer te maken, dat hoogstens een deel als zoutwater bekken zal worden gehandhaafd: de rest van de Oosterschelde - zei Den Hartog - zal worden verzoet, „en wel met het sterk verontreinigde water uit de Rijn en Maas". Den Hartog meent, dat een „geleidelijke vervanging van zeewater door zoet wa ter zal leiden tot de volledige destructie van alle nu in het Oosterscheldegebied voorkomende levensgemeenschap pen." De visie van rijkswaterstaat, dat „het weieens zou kunnen zijn, dat op langere termijn bezien de grootste mate van zekerheid voor het behoud van na tuurlijke waarden ligt in de realisatie van een zo groot mogelijke mate van beheersbaarheid van het water in kwa litatieve en kwantitatieve zin" gaat naar de mening van Den Hartog voorbij aan alle argumenten van de biologen voor het behoud van een open Oosterschelde en wordt door geen enkel feit gesteund. De afsluiting van de oosterschelde is ook „een klap" voor de visserij. Prof. P. Korringa stond stil bij de gevolgen voor de oester- en mosselcultuur, die verloren gaat als de getijbeweging weg valt en refereerde aan de studies over de aanleg van een kunstmatige ver waterplaats voor mosselen. Daarnaast ging hij in op de functie van de Ooster-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 18