het zeeuwsch genootschap en de oosterschelde 20 is dan de voortzetting van de barrière. Beenhakker: „Als we ons met ordening bezighouden, moeten we ons laten in spireren door de ordening, die al in de natuur aanwezig is en ook voor ons een levensvoorwaarde vormt. Maar ook dan zal het deltagebied eeuwen nodig heb ben om zich van de twintigste eeuw te herstellen." 3 De gedachte, om de afgesloten Ooster schelde in compartimenten in te delen, stamt uit 1967: ir. P. Santema kwam er mee naar voren tijdens het Ooster- scheldecongres van het Zeeuwsch Ge nootschap in Zierikzee. De comparti mentering wordt - zoals bekend - bij rijkswaterstaat bestudeerd en er werd tijdens de lezingen-cyclus van verschil lende kanten naar geïnformeerd. C. den Hartog: „Het is de hoogste tijd, dat in dien men inderdaad compartimente ring overweegt, concrete plannen wor den ingediend met tracees en een uit gewerkt plan over het toekomstige waterbeheer. Het is bijvoorbeeld van het grootste belang als men bepaalde compartimenten met zout en brak water wil handhaven, dat de secundaire dam men voltooid zijn, voor de primaire dam gesloten is. Of dit nog technisch te ver wezenlijken is, is natuurlijk zeer de vraag. Om de veranderingen van de Oosterscheldegemeenschappen in stil staand water te kunnen nagaan, is het beslist noodzakelijk." Hij waarschuwde echter: „Men moet zich goed realiseren, dat een afgesloten Oosterschelde, ze'fs indien ze op de milieutechnisch be: te wijze gecompartimenteerd zal worden, bevolkt zat worden door uitermate scha mele Ersatz-levensgemeenschappen. Compartimentering zal de differentia te van de Oosterschelde kunnen verhog en - zei Beenhakker - en daarmee ook de kwaliteit. De mogelijkheden van een zout milieu zijn groter dan van een zcet of brak milieu. Ten aanzien 'van een stilstaand, zout bekken zijn de verwach tingen goed. „De huidige situatie in de Grevelingen geeft aanleiding tot opti misme. Bovendien biedt dit systeem de mogelijkheid om een geheel nieuw mi lieutype te creëren, want een dergel jk milieu is op onze breedte nog geheel onbekend. Voor de scheepvaart van Wemeldinge richting Rijn vice versa zag ir. Beenhakker bij een gecomparti- menteerde Oosterschelde als mogelijk heden de huidige route, waarbij de grens niet verder kan liggen dan Ouwer- kerk-Wemeldinge of een verbinding van Wemeldinge naar de Schelde-Rijn- verbinding, in welk geval de grens van Wemeldinge naar Gorishoek kan lopen. Met het oog op de functie van het Oosterscheldegebied zou ir. Beenhak ker het betreuren, als het aantal noord- zuidverbindingen dwars door de Delta zou toenemen: met name dammen van Zuid-Beveland naar Schouwen-Duive- land en Tholen noemde hij gevaarlijk. Beenhakker: „Het lijkt voorshands ech ter nog illusoir om een dam zonder ver keersverbinding te maken." 4 Waterstaatkundige elementen van de Deltawerken en alternatieve oplos singen om de Oosterschelde in meer dere of mindere mate open en voor het getij toegankelijk te houden, kwamen op drie van de lezingen nader aan de orde. Zo vroeg ir. J. N. Svasek de aan dacht voor het behoud van de in zee stekende koppen van de eilanden. De afsluiting van een zeearm als de Ooster schelde ter hoogte van de bestaande kustlijn heeft tot gevolg, dat in de monding de Noordzeestroming zal over heersen: die stroming - aldus Svasek - vreet de onderzeese voordelta aan, kan de koppen van de eilanden bereiken en

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 20