het zeeuwsch genootschap en de oosterschelde 22 Er werden tijdens de lezingencyclus en de forumdiscussie een aantal vraag tekens bij de haalbaarheid van een stormvloedkering gezet. Prof. Korringa onderstreepte, dat het voor het behoud van het Oosterschelde- milieu noodzakelijk is, „dat de getijwer king niet in centimeters, maar in meters te meten moet zijn". Prof. ir. P. A. van de Velde zag in het plan voor een storm vloedkering een aantal risico's en vraag tekens met betrekking tot de technische haalbaarheid. Er is - betoogde hij - geen ervaring met dergelijke projecten, men loopt het gevaar voor ontgron dingen, er is een mogelijkheid, dat zet tingsvloeiingen in de bodem optreden en dat daardoor het project wordt ver nield, er is het gevaar van onderloops- heid, waardoor de sluis kan wegzakken in de bodem. Ir. Van de velde becijferde de kosten voor het project op het dub bele van wat een Haringvlietspuisluis op dit moment zou kosten. Prof. ir. Van de Velde legde als oplos sing voor de Oosterscheldeproblema- tiek een idee op tafel, dat door de PZC werd samengevat als „een getijzone tus sen vangarmen". Hij dacht daarbij aan de aanleg van twee zanddammen in zee, één van de kop van Walcheren uit en één van Goeree af. Dan ontstaat - aldus ir. Van de velde - buiten de Ooster schelde in de voordelta een nieuw ge- tijdengebied met een oppervlakte van 20.000 tot 35.000 hectares. „Een estu arium met brede duinen en stranden, met geulen, zandplaten en schorren, kortom een nieuwe Oosterschelde. Als de biologen van mening zijn dat de Oosterschelde zo'n hoge natuurweten schappelijke waarde heeft, dan moet zo'n nieuw bekken die waardering ook kunnen krijgen." Prof. Van de Velde: „Het plan van de studenten bergt te grote risico's in zich om het op deze plaats en zonder enige ervaring uit te voeren. Misschien maakt het een kans na afsluiting van de Oosterschelde." Hij voegde aan zijn eigen suggestie over een getijzone tussen vangarmen toe, dat het door het Zeeuwse statenlid H. IJssel geopperde alternatief om een Oosterscheldewad te maken met strek dammen recht in zee mogelijk nog aan trekkelijker is. Prof. Van de velde achtte het vrij simpel een nieuw getijdengebied in de voordelta te realiseren. „Zand is overal te vinden. In drie jaar kunnen de vangarmen zijn aangelegd." De kosten schatte hij bij een oppervlakte van 20.000 hectare op ongeveer f 750 mil joen. „Het enige probleem lijkt mij, dat de koppen van de eilanden, met name die van Schouwen-Duiveland op den duur zullen worden bedreigd en dus extra moeten worden verdedigd." De betgische waterbouwkundige ir. A. Mertens vond, dat rijkswaterstaat be reid moet zijn de kwestie van de Ooster schelde opnieuw in studie te nemen. In die tussentijd moet men de afsluitings- werken stop zetten. Mertens: „De speer punt van de waterstaat is de hydraulica. Aldus heeft men met technisch gegoo chel de plannen steeds kunnen door drijven. Na de Oosterschelde komt on getwijfeld de Waddenzee aan de beurt. Hij noemde de suggestie om eerst de zeearm af te sluiten en daarna te bezien of er een stormvloedkering kan worden aangebracht „de omgekeerde werk wijze en technisch gezien onzin" en vond ook het uitgangspunt van de Delftse studiegroep onjuist om zich bij voorbaat te baseren op een afsluiting hoe dan ook. Mertens bepleitte, dat een studie naar vloedoverschotten en bochtwerking in het Deltagebied ernstiger en meer we tenschappelijk moet worden aangepakt dan tot nu toe is gebeurd. Tijdens het opschorten van de Oosterscheldewr r- ken zouden strikt noodzakelijke dij<- verzwaringen worden uitgevoerd. Er zou een commissie van deskundigen van verschillende disciplines moeten wer den gevormd, welke commissie een dringend advies zou moeten opstellen over een wetenschappelijk sluitend Deltaplan, gecombineerd met de af werking van de Schelde-Rijnverbinding. 5 Dat het eco-systeem in de afgesloten Oosterschelde verslechtert - zei W. van Dieren - staat wetenschappelijk va t. „Dat betekent, dat een objectief kwa i- teitsverlies het gevolg is van een beleid, dat kwaliteitsverbetering bedoelde. Ondanks deze objectieve vaststelling wordt het werk voortgezet. Als reden wordt opgegeven, dat de „veiligheid" boven alles gaat. Het betekent, dat men één bepaalde kwaliteit belangrijker vindt dan het verlies van alle ande e kwaliteiten", betoogde Van Dieren. Naar zijn mening is het beslist niet juist, dat ons bestuurlijk handelen wordt inge geven door strikt rationele overwegin gen. Van Dieren: „Aan iedere beslissirg liggen groepsnormen ten grondslag. Een groepsnorm, die zegt, dat er tegen de zekerheid van weer 3000 verkeers doden in de komende twaalf maanden geen Deltaplan mag bestaan, maar tegen de kans van één keer in de eeuw een overstroming wél, waarvoor boven dien een te hoge prijs moet worden be taald, is niet rationeel, maar emotio neel." Waarom - zo vroeg hij zich af - wordt niet erkend, dat in de Oostersche/de- kwestie het verdwijnen van de Noord zeevisserij en het milieu nieuwe argu menten zijn? Hij meende, dat het te maken heeft met het streven van ieder mens naar een eenduidig wereldbeeld, waarin gebeurtenissen of opvattingen, die van het wereldbeeld of de eigen norm afwijken als storend worden er varen. Een psychologisch systeem, dat volgens Van Dieren ook van invloed is bij het geven en het opnemen van infor matie. Het systeem van groepsnormen en selectieve kennisname kan naar zijn mening op twee manieren worden door broken: via de wetenschappelijke weg en via de sociologische weg, wanneer veeI

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 22