westkappel herrijst en de inspraak richte straten te maken om de heer sende westenwinden te keren. Vervol gens kwam de plaats van het nieuwe stadhuis ter sprake. Hoewel men ont vankelijk was voor de door de ontwer per hiervoor aangegeven plaats, werd in overweging gegeven dit object niet onderaan de dijk te plaatsen. Bij fees telijke gelegenheden zou de wind hin derlijk kunnen zijn, terwijl de ruimte ter plaatse onvoldoende leek voor een eventuele samen komst van de bevolking. Roelse kwam met de positieve aanwij zing de Zuidstraat plaatselijk te ver breden en daar het stadhuis te situ eren. Het gebouw vindt daar beschut ting evenals de aansluitende ruimte voor een volksverzameling. Doordat de verbreding over een be hoorlijke lengte is doorgetrokken, is zij tevens geschikt om daar het tradi tionele ringrijden te beoefenen. Deze ruimte, die als het hart van Westkapelle kan worden gezien, wordt ruimtelijk beheerst door de tekenen van het maatschappelijke en geestelijke leven: het stadhuis en de kerk. Uit het voorgaande blijkt wel, dat de Westkappelaars slechts een redelijke gedachtengang voorstaan; waar de traditie een goede ontwikkeling va, het plan in de weg stond, werd dez zonder meer losgelaten en „aan d dijk" gezet. Een ander probleem, dat door de in spraak van de Westkappelaars werd op gelost, was de onderbrenging van d „Arke". Deze wijk, onderaan de dij gelegen, was bij het eerste bombarde ment reedsgeheel verdwenen. Daarhuis den de strandjutters1) als een afzon derlijk volkje dicht bijeen. Als uit mond werd door hen verklaard, dat z zich hun nieuwe „Arke" dachten on deraan de dijk en aan de zuidkant va Westkapelle, na de herbouw.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 4