maak dorst niet groter dan ie is"
7
r verzeker je, alleen een jonge vent
on het volhouden, zeker over de we
en van destijds. En ik kwam overal,
an Limburg tot in het uiterste noorden.
)p Schiermonnikoog heb ik mijn
rouw ieren kennen en tussentijds
en rapport geschreven over de land-
ouwkundige toestand van het eiland.
Winters voor de klas, 's zomers langs
lacadam- en grintwegen, drie jaren
chtereen. Juist op het moment dat
lorst het wel genoeg vond, vroeg het
«stuur van de Z.L.M. hem of hij er voor
oelde naar Zeeland terug te keren om
Ie plaats in te nemen van ir. Siebenga,
lie secretaris was geworden van de pas
ipgerichte Nederlandsche Algemeene
ieuringsdienst. Zo kwam ir. J. D.
lorst op de stoel van zijn vroegere
hef, zo kwamen de crisisproblemen op
em afstormen.
>e grote crisis van de jaren dertig, zo
sngzamerhand alleen nog maar een
iron van trieste verhalen die grootva-
lers vertellen aan het jonge geslacht,
lat er geen weet van heeft. Koersda-
ngen op de effectenbeurs: Philips van
luizend naar vijftig, de Koninklijke Olie
an achthonderd op honderd. Werk-
azen: in de zomer van '29 nog maar
8.000 in heel Nederland, in novem-
ler '30 al meer dan 100.000, bijna een
lalf miljoen in januari 1936. Surséances
n betaling,faillissementen, uitkeringen
in een Nationaal Crisis Comité. Stem-
lellokalen, ontspanningslokalen met
joelbakken en een warme kachel. Ge-
orte lonen die gekort worden en we-
lerom gekort. Verkoopsprijzen die de
ostprijs nauwelijks te boven gaan:
estien cent voor een pondspak Java-
ijst, een kwartje voor een pakje mar-
iarine; damesmantels vooreen tientjeen
lerencostuums voor zeventien gulden
jftig. Desondanks kan geen werkloze
ich een nieuwe broek veroorloven. Hij
ijgt een bon waarop hij zich tijdens de
i tverkoop iets mag aanschaffen. Be-
.aansmiddelen hielden op bestaans
middelen te zijn, zonder overheids-
eun waren zij tot de ondergang ge-
ioemd. Midden in de crisismaatregelen
erd ir. Dorst secretaris van de Z.L.M.
Niet van één, maar van drie organi-
aties werd het secretariaat me toe-
'ertrouwd. Je weet waarschijnlijk wei
iat dankzij de grote Louwes, ir. S.
.ouwes, in 1931 de tarwewet tot stand
lakomen is. Die wet verplichtte de
maaiindustrie de duurdere binnenland
se tarwe in een bepaalde verhouding
te mengen met goedkopere buiten
landse soorten. Bij de uitvoering wer
den alle belanghebbenden betrokken:
de boeren, de meelfabrikanten, de
handelaars en ook de bakkers. Er
werden acht tarweverenigingen opge
richt, één daarvan in Zeeland. Samen
vormden ze de tarwecentrale, die als
verkoopcentrale optrad. Nu, ik werd
dan tot secretaris van de Gewestelijke
Tarwecentrale Zeeland gebombardeerd.
Daaraan alleen al had ik de handen
vol: we kochten het graan tegen een
bepaalde richtprijs, natuurlijk na con
trole op de kwaliteit - en hielden ook
toezicht op het vervoer naar de molens.
Verder was ik nog secretaris van de
Keuringsdienst Zeeland. Alles bijeen een
druk bezet leven, maar wie van zijn werk
houdt, kan heel wat aan. Ik heb boven
dien het geluk gehad met zeer bekwame
en actieve mensen te mogen samen
werken, zeg maar rustigmet de beste
kaderleden van de Z.L.M."
De tarwewet van '31 werd gevolgd
door een crisiszuivelwet en een crisis-
varkenswet in '32. En weer een jaar la
ter werd de Landbouw Crisis Organisa
tie (de L.C.O. in agrarische kringen) op
gericht, een coördinerend instituut voor
heel Nederland. Dorst nam het secreta
riaat voor Zeeland op zich; alle proble
men van de Zeeuwse boer kwamen op
zijn schrijftafel terecht. Het kracht
dadig ingrijpen van de overheid vond
niet altijd waardering. In het ooste
lijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen bij
voorbeeld ontstond verzet tegen de cri-
sisvarkenswet. In een verzoekschrift,
getekend door 2500 personen, vroegen
de opposanten aan de regering ophef
fing van teeltbeperkende maatregelen.
Herhaaldelijk weigerden boeren hun
biggen te laten merken. Daar maakte
de crisisambtenaar proces-verbaal van
op en het eindigde altijd met een gang
naar het matje van de kantonrechter.
Vooral in Hulst beleefde je komieke
momenten.
„Beklaagde, erkent U de ten laste ge
legde feiten?"
„Awel menier de juge, da' gaon ekik u
een keer zeggen. Toen dien man, dien
kibbensmerker miene stal binnen
kwam, allee toen schruk miene mère
a zóó dat 'r zunne kop êêlegans bleu
wier.
Het lijkt een absurd verschijnsel dat
veehouders niet wilden meewerken aan
maatregelen die mede in hun eigen be
lang genomen werden. Dorst licht toe:
Vergeet niet dat de boer zich vroeger
koning voelde op eigen domein, dat ie
geen overheidsbemoeiing gewend was.
Velen beschouwden de verplichting
om toe te treden tot een organisatie
als de crisisvarkenscentrale aIs on
duldbare tirannie. Helemaal verdwenen
is die mentaliteit trouwens niet. Denk
maar aan de vrije boeren.
Strubbelingen met dwarsliggers. En
soms ook moeizame, haast onaangena
me gesprekken in Den Haag. Zo tijdens
een audiëntie van het dagelijks bestuur
van de Zeeuwse L.C.O. met minister
Mr. Dr. L. N. Deckers (landbouw en
visserij destijds), anno 1936. Het bestuur
kwam de belangen van de Zeeuwse
melkveehouders verdedigen. Het was
een zakelijk onderhoud, heel correct,
maar om een onbekendgebleven reden
toonde de bewindsman zich geprik
keld. Op een gegeven moment rukte
Zijne Excellentie zijn lorgnet af, smeet
het op tafel. „Wij bleven onverstoor
baar en rondden het betoog op rustige
wijze af. Toen trok de minister wat
bij, we gingen niet met lege handen
naar huis. Deckers liet ons uit en
zei bij de deur: „De heren gaan zeker
nu wat passagieren in Den Haag..."
Antwoord: „Daar is geen tijd voor,
Excellentie.
In 1933 devalueerde het pond-sterling.
Eerst drie jaar later, in de nacht van
26 op Tl september '36, liet Nederland
de gouden standaard los nadat
's avonds te voren het telexbericht was
ontvangen: Switzerland off gold. De
devaluatie bracht enige verbetering in
economisch opzicht, maar intussen na
men de politieke spanningen toe. Europa
leefde met de gedachte dat een nieuwe
oorlog voor de deur stond. Bezetting
van Rijnland, de Anschlusz van Oos
tenrijk, de Sudetenkwestie. In 1938 nam
de Nederlandse regering haar eerste
maatregelen om de voedselvoorziening
van de bevolking in oorlogstijd zo goed
mogelijk te waarborgen. Het Rijksbureau,
voor dit doel gecreëerd, kwam onder
leiding van Ir. Louwes. Deze zocht
zijn naaste medewerkers in de eerste
plaats onder de mensen van de land
bouwcrisisorganisaties. Het crisisbeleid,