BOEK EN TIJDSCHRIFT Het boekje van de directeur van de Ne derlandse Kastelen Stichting en de Stichting Kastelendocumentatie, A. I. J. M. Schellart, „Kastelen en Landhuizen in Zeeland in oude ansichten" (1973) heeft onze gedachten de vrije loop ge laten over deze fenomenen in de pro vincie. De uitgave is verschenen in de bekende Ansichten-reeks van de Euro pese Bibliotheek die tot nu een onaf zienbare. in hoofdzaak blauwe, stroom van deze boekjes over grote en kleinere gemeenten en dorpen in Nederland en België heeft laten verschijnen. Zeeland heeft van deze stroom tot nu toe zijn deel gehad: Aardenburg, Axel, Bres- kens, Goes, Hoek, Hontenisse, Hulst, Kapelle en Biezelinge, Mariekerke, Middelburg, Oostburg, Sas van Gent, Sluis, Tholen, Valkenisse, Vlissingen, Westkapelle, IJzendijke en Zaamslag. De kwaliteit is nogal verschillend, voor al wat betreft de keuze en onderschrif ten. In sommige gevallen is er beroeps matig aan meegewerkt, door bijvoor beeld archivarissen van gemeenten, maar dit is piet altijd een waarborg voor de kwaliteit gebleken. Het is zelfs zo dat men vooral van de „liefhebbers der hi storie" een haast ontroerende zorg voor het detail op een prentbriefkaart kan verwachten. Sinds Ritter jr. is het begrip sentimentele aardrijkskunde in geburgerd en wij hoeven ons er niet voor te schamen. Over een andere stroom gesproken de prentbrief kaarten zelfdie sinds 1900 rijkelijk is gaan vloeien, zou een wijsgerig ver haal te schrijven zijn te beginnen met de geschiedenis van de fotografie waar van de prentbriefkaart als lichtdruk een zelfstandig leven is gaan leiden. Terugkomend op het kastelenboekje van Zeeland kan men gezien de functie van de schrijver over een professionele uit gave spreken en dan valt dit boekje ronduit tegen. Wij hadden verwacht, juist voor Zeeland, omdat er in deze provincie weinig kastelen zijn geweest zoals de schrijver zegt, dat volgens be paalde uitgangspunten zou worden ge werkt: wat is een kasteel, een landhuis? Wij hoeven het Speculum Zelandiae, waarvan dit jaar twee heruitgaven ver schenen zijn en de kroniek van Smalle- gange maar door te kijken om in te zien dat aan de hantering van de begrippen kasteel en landhuis, om van het woord slot maar niet te spreken, nogal een en ander verbonden is. Men kan ons tegen werpen dat het hier gaat om een ver zameling van reproducties over dit on derwerp. maar het zijn historische ver schijnselen en het is daarom broodno dig enige geschiedkundige toelichting te geven. Het boekje laat ons eenvoudig in de kou staan om over enormiteiten als de overstromingsramp die het bos van Ter' Hooge en het Moesbosch in 1953 heeft getroffen, bedoeld wordt de overstroming als gevolg van de bom bardementen van najaar 1944, maar niet te spreken. Bij alle spreken over kastelen en Zee land heeft in de middeleeuwen dit in tegenstelling wat de schrijver be weert vrij veel kastelen gekend, komt dwingend het versterkt karakter van deze bouwwerken naar voren. De gebouwen zijn verdedigbaar en voor onze ogen zien wij muren en poorten oprijzen. Maar niet alleen middel eeuwse gebouwen, want als jongere ge bouwen zich in hun vormen hierbij enigszins aansluiten, spreken wij ook wel over kastelen. Hierbij komen wij voor Zeeland op enigszins vaste grond. Als wij de vrede van Munster, 1648, als uitganspunt nemen zien wij daarna op Walcheren een aantal lusthuizen verschijnen, waarvan de plattegronden van de tuinen en boomaanplant op de Visscher-kaarten zijn terug te vinden. Een eeuw later, rond 1750 zoals de Hat- tinga-kaarten ons te zien geven, is op Walcheren en in mindere mate op Zuid-Beveland en Schouwen sprake van een uitbundige parkaanleg, vooral langs die wegen (Noord- en Seisweg) en in die gebieden, de Mantelinge langs de Walcherse kust en ten noorden van Zierikzee, Schuddebeurs, die om hun bodemgesteldheid en bereikbaar heid daarvoor allereerst in aanmerking komen. In de Walchersche Arkadia van de predikant Gargon (1715/1717) komt het lustig voor huizen en hoven op tal rijke bladzijden naar voren, men kan om zo te zeggen van een lust-princiep spreken. De Franse tijd brengt een duidelijke caesuur: buitenplaatsen worden afge broken, parken gekapt. Dat gaat de hele eeuw door, tot aan het eind van de vo rige eeuw aan de rand van dorpen en steden „landhuizen", buitenhuizen of villa's verschijnen waar doktoren in ruste, gepensioneerden uit de koloniën, landeigenaren of boeren die hun bedrij ven aan de kinderen overlaten, van hun rust genieten. Wie kent ze niet die vil la's, die in tijd van woningnood door meerdere gezinnen werden bewoond in sommige gevallen door de „Jugend stil" aangeraakt, met hun dakkapellen, zelfs torentjes ontbreken niet, die wei nig doen denken aan de lusthoven van de 17e en 18e eeuw. Het werkje van Schellart begint met het huis „Het Anker" te Haamstede, kastee noch landhuis, en eindigt met de huizen „Zoomoord" te Renesse en „Zorg- vlied" te Schuddebeurs. „Zorgvlied" is het type van het kleine landhuis uit de 18e eeuw, van het type „Zoomoord' zouden er vele gelijksoortige eind-19e eeuwse huizen zijn aan te wijzen. Maar er is toevallig een prentbriefkaart aan wezig. In verschillend opzicht is de uit gever niet consequent geweest. Er zijn gevallen waar reproducties van oude gravures zijn opgenomen „als de hui zen waren gesloopt". Dit had voor de schrijver de mogelijkheid geopend om te wijzen op „Sandenburg" bij Veere, het vorstelijk verblijf van de Borsele's. Op het kasteel „Marnix" bij Souburg, op de oude kastelen die rond Kapelle en te Baarland in het Speculum en in de kroniek van Smallegange te zien zijn. „Kastelenman" Renaud heeft na de tweede wereldoorlog op Schouwen en Zuid-Beveland verschillende fundamen ten van deze kastelen opgegraven. Het zou voor Schellart met zijn kastelendo cumentatie toch niet moeilijk moeten zijn geweest ook de opgravingen even met name te noemen. „Zorgvlied" of het kasteel van Ellewoutsdijk, dat merk waardige fenomeen van de vorige eeuw is niet Engels neogotisch van stijl, maar laat duidelijk de oosterse beïnvloeding van de vorige bewoner zien (had in Egypte gewerkt). Het hier bijeengebrachte materiaal, al fabetisch gerangschikt, geeft geen enkel inzicht in het proces van komen en gaan van kastelen en landhuizen in deze pro vincie. Als er ergens sprake is van ge miste kansen, dan is het hier. Het zou de gebruiker toch duidelijk moeten zijn waarom van Zeeuwsch-Vlaanderen al leen de Elderschans bij Aardenburg is opgenomen. Zeeuwsch-Vlaanderen, van de middeleeuwen tot aan de grote ver woestingen rond 1600 een landbouw gebied, daarna voornamelijk een ver dedigingsgordel langs de zuidgrens als mede agrarisch gebied, heeft geen mo gelijkheden gehad voor de lusthuizen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 18