planning in het overheidsbestuur Staten ontwikkelde begrip PPBS (Plan- ning-Programming-Budgetting-System), in Nederland wel als GGBS (Geïnte- greerd-Gemeentelijk-Bestuurs-Systeem) aangeduid 2). PPBS veronderstelt een andere wijze van benadering der pro blematiek, namelijk door het denken eerder in doelstellingen dan in taken en door ,,het rationaliseren van de be sluitvorming bij het openbare bestuur". Eerst iets over die doelstellingen. Aan algemene doelstellingen heeft men voor het formuleren van een overheidsbeleid op zichzelf nog niet zoveel. Algemene doelstellingen plegen dan ook te wor den omgezet in zogenaamde afgeleide of sub-doelstellingen, die op hun beurt in concrete programmapunten worden vertaald. Een voorbeeld: als algemene doelstelling van overheids beleid op lokaal niveau zou geformu leerd kunnen worden (er zijn natuurlijk 25 of 50 andere mogelijkheden): het be werkstelligen van een veilig en gezond leefklimaat, waarin de bevolking zich optimaal kan ontplooien3). Een afge leide doelstelling zou kunnen zijn het verkrijgen van een gezond leefklimaat door een actief milieubeleid. Deze afge leide doelstelling kan worden uitgewerkt in (onder meer) de aanstelling van nieu we reinigingscontroleurs in bepaalde jaren. Deze voorbeelden zijn met vele andere aan te vullen. Bijvoorbeeld, af geleide doelstelling: goede en betaal bare huisvesting in aantrekkelijke om geving, concreet programmapunt (on der meer): het bouwen van zoveel wo ningen. De voorbeelden zijn aan de gemeente lijke sfeer ontleend. Op ander, bijvoor beeld rijks-, niveau kan men mutatis mu tandis hetzelfde doen. Maar natuurlijk zijn wij er daarmee niet, eigenlijk zijn wij dan nog niet verder dan waarin menig beleidsnota blijft ste ken (zouden die beleidsnota's om die reden zo zelden de goede follow-up krij gen die zij verdienen?). Van het formu leren van doelstellingen naar planning is bepaald meer dan één stap. Laten wij daarom eerst proberen een beeld van het planningsproces te krij gen. Op gemeentelijk niveau zijn de ge dachten daarover het meest ontwikkeld. Zéér globaal laat dit proces zich als volgt omschrijven: 1. Eerst worden de nodige gegevens verzameld, onder meer die welke op toekomstige ontwikkelingen betrek king hebben: bevolkingsontwikke ling, werkgelegenheid enz. 2. De doelstellingen worden voor een bepaalde planningsperiode gefor muleerd, van algemene via afgelei de doelstellingen uitmondend in pro grammapunten, met daaraan toe te kennen prioriteiten. 3. De middelen in de zin van finan ciële middelen, maar ook personele en ruimtelijke capaciteiten nodig voor de verwezenlijking der ver schillende programmapunten wor den bepaald. 4. De gedurende de planningstermijn ter beschikking komende middelen zie onder 3 worden bepaald, bijvoorbeeld voor gemeenten de uitkeringen uit het gemeentefonds, belastingopbrengsten, winstuit keringen uit nutsbedrijven enz. 5. De onder 4 bedoelde middelen wor den geconfronteerd met die bedoeld onder 3, en er wordt een keuze ge maakt van wat er aan programma punten binnen het kader van de ter beschikking komende middelen te verwezenlijken is, of anders gezegd: de relatief schaarse middelen worden aan de daarvoor in aan merking komende programmapun ten toegewezen. 6. Daarna volgen uitvoeringsplanning en evaluatie. De punten 1 tot en met 3 worden wel genoemd de strategische of kwalitatie ve fase van het planningsproces, de punten 4 en 5 de tactische of kwantita tieve fase. Om een goed plan te kunnen opstellen moeten die twee niet alleen onderscheiden, maar ook gescheiden gehouden worden: in de strategische fase mogen geen projekten wegens ver meend gebrek aan financiën sneuvelen, pas in de taktische fase is een all-round afweging mogelijk. Men bevindt zich dan midden in de „integrale" planning (in tegenstelling tot de sector- of facet planning), en beschikt dan over het in strumentarium dat althans in theo rie onze denkbeeldige gemeente A uit haar pijnlijke dilemma's moet verlos sen en in staat moet stellen een zinnige keuze te maken uit de veelheid van ur genties die op haar afstormen. Het zal duidelijk zijn dat het bovenstaan de een sterk vereenvoudigde, schema tische weergave van het planningsge- beuren vormt. En dat er tal van pro blemen zijn waaraan wij thans moeten voorbij gaan en waarvoor trouwens nog geen perfecte oplossingen bestaan. Hoe moet men bijvoorbeeld in het kader van de afweging de sociale baten van be paalde projecten meten? Hoe kan een gemeente een betrouwbare prognose van haar inkomsten maken als zij in het ongewisse verkeert over de uit keringen uit het gemeentefonds, en de toekomstige baten van de nuts bedrijven door dreigende prijsbeheer- singsmaatregelen onzeker zijn? Hoe kan men betrouwbare subsidie-prog noses maken? Wie over allerlei vragen meer wil weten leze de onder noten 1 en 2 genoemde publicaties. Nu zijn er allerlei bezwaren die tegen planning worden ingebracht, bezwaren deels van tactische of practische aard. deels van meer principiële aard. Om met de laatste te beginnen: er is wel in twijfel getrokken 4) of het eigen lijk wel mogelijk, ja zelfs wenselijk, is een systeem te verwezenlijken dat greep geeft op het toekomstig gebeuren. De toekomstige werkelijkheid is zo onvoor spelbaar of zelfs onvoorstelbaar dat elk systeem dat de toekomst wil dwingen in vooraf min of meer bepaalde banen tot mislukking gedoemd zou zijn. (PPBS zou volgens sommigen in de V.S. zijn falen al hebben bewezen). De wens tot be heersing van de toekomst zou type rend zijn voor het westerse cultuurpa troon; onthouding van ingrijpen en dus van beheersing zou soms te prefereren zijn. Wie kan, aldus nog steeds deze critici, zeggen wat de mens over 10, 15 jaar denkt, wat hij dan belangrijk vindt en wat onbelangrijk? Welke methode, bedacht om de toekomst te „plannen' zal aan het gevaar ontkomen dat ver anderingen die niet in het systeem pas sen er als het ware buitengesloten worden? Het is goed dat zo de betrekkelijkheid van planning wordt beklemtoond. Er kenning van die betrekkelijkheid dwingt vermoedelijk tot de conclusie dat de nodige veiligheden in het plannings systeem moeten worden ingebouwd, zoals het regelmatig herzien of bijstel len (zogenaamde revolving planning en het aanbrengen van voldoende finan cieel elastiek, zodat de planning flexibel blijft. Voorts zal de planningstermijn niet te lang genomen moeten worden Hoe lang, blijft altijd een wat arbitraire

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 2