planning in het overheidsbestuur
5
Wij kunnen weinig anders doen dan
voor dat geval een lacurie te constate
ren en de vraag dringt zich dan op of
misschien de provincie hierin kan voor
zien.
Nu heeft de provincie in de eerste
plaats een eigen huishouding, een ge
heel van taken, hoezeer dat geheel ook
verweven is met wat zich op andere be
stuurslagen afspeelt. Voor die eigen
huishouding is de vraag naar planning
natuurlijk net zo actueel als voor andere
r verheidsinstanties. Laten wij eersteens
bezien of er op Zeeuws-provinciaal
1 iveau ergens (een begin van) plan
ning is te ontdekken. Wij zouden dan
niet in de eerste plaats willen noemen
de verschillende beleidsnota's over be
paalde onderwerpen en wat daarmee
is te vergelijken, voorzover dat alles
meer plan dan planning is.
Wel zouden wij als begin van planning
en dan speciaal op welzijnsgebied
willen zien de in bewerking zijnde
..sociaal-kulturele ontwikkenngsschets"
met de daaraan ten grondslag liggen
de deelschetsen, overigens van aller-
lei instanties afkomstig: welzijnszorg
voor bejaarden, jeugdbeleid, cultuur,
maatschappelijke dienstverlening, bui
tenlandse werknemers, onderwijs, re
creatie, sport, volksgezondheid. Wie
van de inhoud van die schetsen kennis
neemt zal al gauw zien dat daarin ele
menten van planning liggen opgetast.
'Wel komt de ene schets daarmee ver
der dan de andere. Sommige blijven
steken in fase 2 van het hierboven om
schreven planningsproces, andere
brengen het een heel eind in fase 3
(bepaling der benodigde middelen).
Vanzelfsprekend komt daarmee het doel
van de integrale planning nog nauwe-
ks in zicht, maar het is toch een be
gin.
Het heeft in dit verband, ook in Zee
land de aandacht getrokken dat de
provincie Friesland tot planning wil
overgaan. Zou het zuiver toeval zijn dat
t een provincie is, waar men de ge
westen ,,niet zo ziet zitten"? En waar
men dan ook, naar wel mag worden
aangenomen, ambieert om als provincie
voorzover mogelijk de actieve en sti-
ulerende rol te spelen die in begin
sel aan de gewesten is toebedacht? In
elk geval kan de vergelijking met Fries
land voor Zeeland leerzaam zijn. Men
zie het Friese statenvoorstel van 6 maart
1973.
Daarin wordt als provinciaal beleids
doel, overigens weinig origineel, om
schreven: „de bevordering van het wel
zijn van de burgers van de provincie,
of kort gezegd: het welzijn van Fries
land". Gesteld wordt dat twee uitersten
mogelijk zijn, namelijk planning van
alleen de „eigen directe provinciale ta
ken" (dat is dus wat wij hierboven de
provinciale huishouding noemden), öf
van „alles wat er in de provincie, al
thans door een overheidsinstantie, tot
stand zal moeten worden gebracht".
Men wil „het midden tussen deze twee
polen houden" en de planning richten
„op hetgeen op provinciaal niveau
geldt als van belang voor Friesland".
Er is weinig verbeeldingskracht voor
nodig om te verwachten dat daarbij ook
zaken betrokken zullen worden die tot
nu toe vooral op gemeentelijk niveau
worden behartigd, al komt niet goed uit
de verf hoe men daarvoor binnen de
bestaande juridische constellatie een
juridisch fundament denkt te kunnen
vinden. De organisatie wordt gezocht
in de richting van een bureau plan
ning 12) en coördinatie, onder begelei
ding van een stuurgroep. De jaarlijkse
kosten van deze opzet worden aan
vankelijk geraamd op f 200.000,
Het is niet de bedoeling te suggereren
dat de Friese opzet zonder meer op de
Zeeuwse situatie kan worden overge
plant. Veel onderzoek zal nog wel no
dig zijn. Die opzet vormt echter wel in
teressant materiaal. Wanneer te eniger
tijd ook in Zeeland tot planning -.op pro
vinciaal niveau zou worden besloten
rijzen natuurlijk tal van vragen, ook
over de organisatorische uitwerking.
Moet zij in dat geval bijvoorbeeld in een
bureau bij de provinciale griffie worden
ondergebracht? Wat is dan de rol van
bestaande provinciale instellingen zo
als om ons tot het welzijnsgebied te
beperken de Stichting Zeeland? 13J.
Het integraal karakter van de planning
zou, zoals volgt uit wat wij hierboven
hebben gezegd, kunnen wijzen in de
richting van zo'n centraal bureau, doch
dat doet aan de taken van die provin
ciale instellingen niet of nauwelijks af:
men denke vooral aan fasen 12 en 3
van de hierboven aangeduide plannings
cyclus. En verder rijzen ook hier de
vragen van inpassing van de planning
in een groter geheel, waarbij wij bij
voorbeeld denken aan de Bestuurlijke
Coördinatie Commissie in statu nascen-
di.
De draad van de gewestelijke planning
die wij hierboven even los lieten weer
oppakkend zouden wij vermoedelijk ook
mogen stellen dat planning van de pro
vinciale huishouding ook de basis kan
zijn voor boven-gemeentelijke planning.
Daar, waar het territoir van de pro
vincie een zekere samenhang vertoont
en in Zeeland lijkt dat ondanks de
geografische gesteldheid wel het geval
zou voorwerp van onderzoek kunnen
zijn of de taken en bevoegdheden die
in de gewestelijke constructie aan de
gewesten zijn toebedacht niet bij de pro
vincie kunnen worden onderge
bracht 14). Natuurlijk zal ook in dat
geval alle aandacht moeten worden ge
geven aan de eigen speelruimte van de
gemeenten voor hun eigen strikt lokale
zaken, en aan hun inspraak of liever
invloed in die zaken die weliswaar hun
eigen gemeentelijk belang te boven
gaan, maar waarin zij toch duidelijk die
nen te participeren. Overigens lijkt dit
alles wel een zaak van een verdere toe
komst dan een eventuele planning van
de eigen, directe, provinciale taken.
Zeker op het terrein van de planning
kan niet alles ineens!
Men ziet: er zijn vele en grote vraag
stukken, en het lijkt wat voorbarig en
overmoedig om op al die vragen nu al
antwoorden te willen vinden. Er zal nog
heel wat laten wij hopen niet al te
vervuild water door de Wester-
schelde moeten stromen voordat die
antwoorden gegeven kunnen worden.
De bedoeling van deze beschouwing
was dan ook slechts om aan te tonen
dat een verder onderzoek naar de
mogelijkheden van planning op ver
schillende niveaus geen overbodige
luxe is.