WAAROM VERGELIJKEN? M. P. de Bruin Hoe dom is menich mensch! hij wandelt op de velden, Die Godt in yeder looff van tuyn en boomen melden, En hy en kent' er geen; hy, die het wonder siet, En eert noch evenwel den grooten Schepper niet. Cats Cals en onze tijd Cats en de doodgewone mensen heeft eerst boven dit artikel gestaan, maar dit opschrift zou maar een gedeelte van de inhoud dekken. Het is Presser ge weest die in verband met de dichter een opmerking heeft gemaakt over de dood gewone mensen in de 17e eeuw, die hun bevrediging vonden in de grote en kleine werken van Vader Cats en de mensen van nu, bevredigd door kran tje, leesbibliotheek, hersengymnastiek en televisie. Het is nimmer gelukt Cats weer op het voetstuk te plaatsen waarop hij stond, hoewel van gedeelte lijke herwaardering gesproken kan wor den. Vergelijken als Presser doet, laat de dichter geen recht wedervaren. Het zijn onvergelijkbare grootheden (klein heden?). Direct moeten wij hieraan toe voegen dat Presser als historicus best begrijpt en ook zegt dat de esthetische maatstaf niet de enige is en dat een ge slacht dat onze radioprogramma's ver draagt (in 1953) niet te hoog te paard mag zitten tegenover de tweede huisbij bel der vaderen, de volledige werken van Cats. Nog steeds worden, vaak zonder de dichter te kennen, Huets sarcasmen aangehaald: dienstboden-idioom en god vrezende moneymaker. Cats en zijn herkomst uit Zeeland als titel voor dit opstel dekt ook maar een gedeelte van de inhoud. Het was Huizin- ga die de vraag stelde of het voor enig deel zijn afkomst uit Zeeland is geweest, dat Cats niet boven zijn niveau heeft kun nen stijgen. Deze historicus haast zich er bij te vermelden dat men hem niet moet verdenken van te geringe waar dering voor dat ,,betooverendste ge west van Nederland, waar de lichten weeker, de verten meeslepender, de wei den groener en de dorpen intiemer zijn en waar de steden schooner wa ren dan ergens elders". Het slaat op het Zeeland van voor de oorlog. Maar, vervolgt hij, het is toch een feit dat de ronde Zeeuwen, stoute zee vaarders, vissers en goedmoedige boeren, voor de werken van de geest en van de scheppende hand in onze bloeiperiode niet veel hebben voort gebracht. Om, weer ten vervolge, de ..Zeeusche Nachtegael" te noemen, de titel van een verzamelbundel van dich ters uit 1623, met enige grootspraak cultureel manifest geheten waaraan ook Cats zijn steen heeft bijgedragen. „Is", aldus Huizinga, „deze nachtegaal niet veel meer dan een zomerse, slaap verdrijvende en toch rust meebrengen de kikker in het riet?" Daar kunnen wij het mee doen. Laat Cats dan een dichter van het twee de plan, of zo men wil van het derde, zijn geweest, door tijdgenoten en nako melingen gelezen en herlezen, hij had een zintuig voor het doodgewone rond om hem, maar ook voor Gods wonder lijke werken in de natuur. De ronde Zeeuwen, een adjektief om kittelorig van te worden, de stoute zeevaarders vergeten wij de kaapvaarders niet vissers en boeren waarom goed moedig? hebben dan na de werken van de geest ook op het terrein van de scheppende hand niet veel voort gebracht. Huizinga zou dit zeker niet hebben beweerd als hij van het werk van L. J. Bol had kunnen kennis nemen. Diens opstellen over de Middelburgse Brueghel-groep, zijn boek over de Bos- schaert-dynastie, de bloemenschilders, en zijn grote werk de „Hollandische Ma ler des 17. Jahrhunderts, nahe den grossen Meistern; Landschaften und Stilleben", hebben toch wel één ding duidelijk gemaakt, dat in Zeeland schil ders hebben gewoond en gewerkt, die, al konden zij zich dan niet meten met de grootsten, zonder meer belangrijk scheppend werk hebben verricht. Bol heeft voor zijn studies veel voorberei dende arbeid in zijn Middelburgse pe riode gedaan. Hij toont aan dat men het werk van de in de Zeeuwse hoofdstad verblijvende kunstenaars niet kan voor bij gaan zonder het risico te looen het beeld van de kunstgeschiedenis in de 17e eeuw scheef te trekken. Goedaert en zijn diertjes Als laatste in de serie opstellen ove: de Middelburgse Brueghel-groep in he tijdschrift „Oud-Holland" behandelt Bo de schilder-entomoloog Johannes Goedaert. In deze zeventiende-eeuwe verbindt zich het scheppend werk me dat op natuurwetenschappelijk gebied Het is, na de letterkunde en schilder kunst, het derde facet waarop wij willen wijzen. Dr. J. Bots noemt in zijn werk over geloof en natuurwetenschap in de achttiende eeuw in Nederland „Tussen Descartes en Darwin" Jan Goedaer onze eerste experimenteel werkende entomoloog. Op zijn tochten over he Walcherse land bestudeert hij met lief devolle aandacht het leven der insekten Bots vermeldt hem wanneer hij de nieuwe in de zeventiende eeuw in zwang gekomen proefondervindelijke methode met de daarmee in verband staande verdiepte Gods-ervaring bespreekt Wij zijn hard op weg ons de verden king van rancuneus te zijn op de hals te halen door niet verder Bots te vol gen die Jan Swammerdam noemt als he beste voorbeeld van experimenteel na tuuronderzoek en verdiepte Gods ervaring. Zijn wij niet bezig de Zeeu wen op te vijzelen tegenover hun be langrijkere broeders uit Holland door ons tot Goedaert te beperken? Het is toch de neiging van elke provinciaal eigen mensen voor het voetlicht te ha len? Maar dan schiet ons nog een opmerking van Presser te binnen: als Cats er niet was geweest, had men hem moeten uitvinden. Blijft ech ter de opmerking van Huizinga haken of de herkomst van Cats te Brouwers haven geboren, te Zierikzee school ge gaan bepalend is voor diens niveau. Nu pas komen wij op de aanleiding tot dit artikel. De naam van Goedaert trof fen wij aan in een kort geleden versche nen opstel van F. van Wel over Maria Sibylla Merian en de Nederlanden. Er wordt op gewezen dat de Middelburger de schrijver is van het driedelige werk Metamorphosis Naturalis, ofte Histo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 8