regionaal-economisch onderzoek en de ordening van de nationale ruimte 13 Wat de ,,projekten"-aanpak betreft denk ik aan konkrete initiatieven van bedrijven, provincie, gemeenten, ver enigingen enz. Die moeten ingepast worden in een ruimer kader en uit voerbaar worden (operationeel). De planologie schept dit kader. Het zijn diensten en instellingen als Provin ciale Waterstaat (PWS), Opbouworgaan en ETI die betrokken zijn bij de akti- vering van de planologie en daarom ook bij de voorbereiding ervan. De ruimtelijke ordening is het praktische terrein waarop ontelbare initiatieven van overheid, corporaties en bedrijfs leven worden ontplooid. Ik noemde reeds de vaste oeververbinding. Een ander voorbeeld is de overschakeling op de zeevisserij, onderwerp van studie van de provinciale visserij kommissie. Verder de vestiging van een leraren-dagopleiding, een heao- school, een sociale en een kunstaka- demie. Intermediair Daarmee kom ik op de inbreng van het ETI en het Opbouworgaan. Het ETI onderhoudt kontakten met vele ge ledingen van het sociaal-ekonomisch leven en is een intermediair tussen deze en de overheid. Zij geeft aan beide adviezen en maakt naar eigen inzicht de opvattingen van het bedrijfs leven aan de overheid en omgekeerd kenbaar. Het instituut verwerft zich zijn kennis door eigen onderzoe kingen naar de grote en kleine vraag stukken die zich voordoen. In zijn steeds nauwere kontakten met het Opbouworgaan komen gezamenlijke studies aan de orde. Het onderzoek van de instituten en de inbouw in het beleid hebben bij zondere karaktertrekken, in de eerste plaats zijn de onderzoekingen funktio- neel, betreffen zij onderwerpen als arbeidsmarkt, woningbouw, verkeer, winkelcentra, onderwijs enz. Ver volgens worden zij ingebouwd in alge mene provinciale en gemeentelijke studies, waarin zij een bredere plaats krijgen. Dan kunnen en moeten zij mede waar gemaakt worden in de vele werk- kommissies waar de instituten deel van uitmaken. Dit lijkt wel eens nadelig, bijvoorbeeld ten opzichte van de ge meenten, die een hoger bouwvolume willen. Het ETI is dan natuurlijk ge bonden aan de provinciale kontingen- ten. Aan de andere kant vrijwaart zulks voor een advies, dat veel belooft, maar vrijblijvend is. Daar komt bij dat lokale inzichten naar boven doorgespeeld kunnen worden. Dan is er de kwestie van de „dwarsverbindingen". Vele facetten hangen onderling samen, waartoe de samenwerking tussen de instituten en de kennis verworven in de vele landelijke en provinciale kom missies weer bijdragen. De instituten stellen de samenwerking met en op drachten van de plaatselijke over heid en de sociaal-ekonomische groe peringen op hoge prijs, omdat dit aan een duidelijke artikulatie van het totale beleid ten goede komt. Een aantal betaalde opdrachten per jaar is ook financieel zeer welkom. Maar de instituten zijn toch in de eerste plaats bestemd om het provinciale beleid te onderbouwen. De financiële en materiële onafhankelijkheid op basis van de subsidie van de staten garandeert de hoogste graad van objektiviteit. Uit het vorenstaande blijkt dat de in stituten zich zowel in het horizontale als in het vertikale vlak begeven. In het horizontale is er de interdiscipli naire samenwerking met de provin ciale diensten. Nog niet zo lang geleden viel de nadruk van de planning op de industrie. Nu is het kader veel ruimer en werken de uiteenlopende sektoren veel nauwer samen. Dit gaat in de richting van een terugkoppeling van de verschillende doelstellingen en instrumenten. Men leze hierover de studie van de Rijksplanologische Dienst over de samenhang tussen ekono- mische, sociaal-kulturele en ruimtelijke planning in Nederland. Wij komen daar mee meer en meer buiten het markt mechanisme en in de sfeer van de politieke processen als middel tot beslissing. De betekenis van het door lichtende onderzoek neemt daardoor toe. In het overleg tussen de Provinciale Griffie, de PWS, de PPD, het Opbouw orgaan en het ETI is de bevordering van de onderlinge samenwerking voortdurend aan de orde. De PPD streeft naar een toenemende inbreng van de kennis van de andere instel lingen in het streekplanwerk. Ook ten aanzien van de instelling van een af deling voor beleidsplanning op de Pro vinciale Griffie wordt er overlegd om de inbreng zoveel mogelijk op te voe ren. Beleidsplanning berust op onder zoek en dit kan door de bestaande instellingen gebeuren. Mankracht is er nu genoeg. De vertikale kontakten hebben be trekking op de kontakten tussen het vlak van het provinciaal bestuur en dat van de rijks- en gemeentelijke overheid. Dit is een bestuurs- en een onderzoekskontakt. In toenemende mate gaat daarin het Benelux- en EEG- kader meespelen. De PPD heeft vooral kontakt met de RPD, het ETI met het Centraal Planbureau, de PWS met de RWS, en het Opbouworgaan met het toekomstige Sociaal Planbureau. In een vroegtijdig stadium is er overleg en inbreng mogelijk, zoals reeds eerder werd aangestipt. Naar de lokale over heid lopen er vele lijnen via de ge meentelijke werkgroepen voor speci fieke en algemene vraagstukken. Dit geldt ook voor meer gewestelijk ge oriënteerde verschijnselen zoals de struktuurschets Midden-Zeeland en de basisplannen voor de rekreatie. In dit verband dient ook de oprichting van het Bestuurscoördinatie Centrum, in plaats van het Zeehavenoverlegorgaan, te worden genoemd. Zuidwest-Neder land heeft zijn belangrijkste vraag-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 13