vijfentwintig jaar stichting zeeland 18 Ik heb een beetje geaarzeld, omdat ik weet dat deze omschrijving bij u nogal pretentieus zal overkomen. Ik zal daarom meteen wat moeten rela tiveren. In Zeeland werken immers dagelijks honderden, zo niet duizenden mensen aan de kwaliteit van het be staan, mensen bij de overheid, mensen in het bedrijfsleven en partikulieren. Het specifieke van een opbouworgaan zit dan ook niet zozeer in het doel: de kwaliteitsverbetering, als wel in het middel waarmee we die kwaliteits verbetering proberen te bereiken, namelijk de vergroting van de ont plooiingskansen van de mensen. Het provinciaal opbouworgaan wil in dit verband niet meer zijn maar ook niet minder dan een dienstver lenend instituut waarin een zekere hoe veelheid gegevens, kennis, en inzicht in maatschappelijke samenhangen ge bundeld zijn en dat optreedt als een soort „wakend oog". Of, als ook dat wakend oog wat te pretentieus klinkt, een instituut, dat de vinger aan de pols houdt. Het ervoor waken dat alle moge lijkheden die de mensen in zich hebben zoveel mogelijk tot hun recht komen, geeft tegelijk een aanwijzing voor de plaats die het opbouworgaan in de provincie inneemt: tussen de overheid en de bevolking in, aan de ene kant deel uitmakend van de provinciale beleidsvoorbereiding, aan de andere kant met een duidelijke verbinding naar de bevolking toe. De ontwikkeling van de provinciale op- bouworganen heeft duidelijk parallel gelopen met de sterke toeneming van de welvaart van na de oorlog en de mede daardoor veroorzaakte hausse in welzijnsvraagstukken. De opbouw- organen zijn kort na de oorlog gestart met een tamelijk beperkte doelstelling, namelijk het totstandbrengen van samenwerking tussen de vele orga nisaties die zich met de niet-materiële hulpverlening bezig hielden. Het ging er eigenlijk om dat de samen leving die door de oorlog in sociaal en kultureel opzicht ontwricht was, weer werd „opgebouwd". De naam „opbouworgaan" is in zijn oorsprong daarvan af te leiden; het ging in feite om herstelwerkzaamheden. De Stichting Zeeland heeft deze'taak echter ruim opgevat en heeft zich ook in de beginjaren niet beperkt tot het koördineren van wat je „maatschappe- lijk-werk-achtige" bezigheden zou kunnen noemen. Zij heeft zich ook warm gemaakt voor bijvoorbeeld het onderwijs, voor de schooltandverzor- ging. voor de lektuurvoorziening en voor het ziekenhuiswezen. Het jaarverslag over 1949 vermeldt zelfs dat gepro beerd is de gezamenlijke Zeeuwse zie kenhuizen de handen te doen ineenslaan om hun was goedkoper te kunnen laten doen. Een puur ekonomisch streven dus! Beleid Van een doelbewust welzijnsbeleid was indertijd nog geen sprake. De aan dacht was nog overwegend gericht op verbetering van de primaire, materiële levensomstandigheden. Bij het streven naar een redelijke mate van bestaans zekerheid voor iedereen ontbrak het geld en de tijd voor méér dan een beetje maatschappelijke franje. Ik vertel u geen nieuws wanneer ik zeg dat in de vijftiger en vooral in de zesti ger jaren een flink stuk welvaartsstaat werd gerealiseerd. In vrij korte tijd nam de welvaart sterk toe, er kwamen allerlei sociale zekerheden en door arbeidstijdverkorting kregen de mensen meer vrije tijd. Hierdoor, en tevens omdat er nieuwe gedachten op kwamen over de rechten van de mens, komt naast de materiële belangen behartiging steeds meer aandacht voor datgene wat de mensen boven het pure „zijn" moet uittillen; het „zijn" ont wikkelt zich naar het „welzijn". Zoals Verburg al heeft gezegd: de ekonomie is meer een middel tot leefbaarheid dan een doelstelling geworden. Allerlei nieuwe mogelijkheden komen nu in het gezichtsveld: een betere scholing, verbetering van de woon omstandigheden, een plezierige vrije tijdsbesteding, het verlangen van de mensen naar meer mondigheid, hulp verlening bij moeilijkheden in de ver houding tot anderen, meer aandacht voor mensen die een bijzondere zorg nodig hebben. Het gaat nu niet meer alleen om het herstellen van geleden schade en om het aanbrengen van een beetje maat schappelijke versiering, maar ook en vooral om een duidelijke en ideologisch onderbouwde beleidswens: het schep pen van zo goed mogelijke voorwaar den voor een volledige ontplooiing van de mensen. Een voor Zeeland bijzon dere omstandigheid is overigens ge weest. dat niet alleen direkt na de oorlog maar ook in de jaren vijftig weer herstelwerkzaamheden moesten worden gedaan: bij de wederopbouw van de provincie na de watersnood ramp in 1953 heeft ook de Stichting Zeeland geruime tijd een nadrukkelijke rol gespeeld. Met de geschetste na-oorlogse ontwik keling zijn de provinciale opbouw- organen min of meer logischerwijze meegegroeid, of liever gezegd: zij heb ben geprobeerd de stormachtige ontwikkeling een beetje bij te houden. Het is immers geen kleinigheid om de talloze nieuwe wensen op een haast onoverzichtelijk geworden terrein operationeel" te moeten maken. Telkens blijkt weer, dat men deze ver wachting eigenlijk van de opbouw- organen heeft. Het is dus niet onbegrij pelijk dat twijfel en onzekerheid en ook onmacht daarvan vaak het gevolg zijn. Niet onvermeld mag blijven dat de ont wikkeling van de provinciale opbouw- organen ook sterk gestimuleerd is door de groei van het takenpakket van het provinciaal bestuur. De noodzaak van schaalvergroting aan de ene kant en de toenemende delegatie van rijks taken aan de andere kant hebben de provincie veel nieuwe taken gebracht. Het provinciaal bestuur maakt een proces van face-lifting door zo las ik onlangs ergens en de opbouw- organen zijn in dat proces opgenomen. Terwijl de provincie van oudsher belast was met toezicht en kontrole komt juist in de welzijnssektor een heel nieuwe rol tot uitdrukking: de rol van plannen en van stimuleren. In Zeeland is deze nieuwe rol merkbaar door nieuwe provinciale advieskommissies die in de laatste tijd zijn ontstaan: denkt u eens aan de onderwijskommis- sie, de bejaardenkommissie en al wat eerder: de provinciale plankommissie en de rekreatieraad. De in onze kringen druk gelezen heer Peper, lektor in Rotterdam, en gepromoveerd op een onderwerp over welzijnsbeleid, heeft er uitvoerig op gewezen: er is een nieuw terrein opengelegd, waarop het provinciaal bestuur weinig of geen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 18