vijfentwintig jaar stichting zeeland
19
bemoeienis had. Er was dus een soort
beleidsvakuüm een „gat in de
markt" zou je kunnen zeggen dat
door de opbouworganen kon worden
opgevuld. Naast de ETI's en de PPD's
vormden de opbouworganen een nut
tige aanvulling in de sociaal-kulturele
sektor.
Naast de al genoemde, meer algemene
ontwikkelingen zijn in onze provincie
in de sfeer van de maatschappelijke
ontwikkeling natuurlijk nog bijzondere
eisen opgeroepen. U kent deze omstan
digheden natuurlijk, maar ik wil ze toch
nog even noemen: de snelle geo
grafische en mentale ontsluiting van
Zeeland, mede als gevolg van de
watersnood en het daarop volgende
deltaplan, de eveneens snelle ekono-
misch-technische ontwikkeling (althans
tot voor kort), de noodzaak van een
goede arbeidsmarktpositie en niet
te vergeten het probleem van de
- leine schaal van Zeeland en de daar
bij behorende noodzaak van samen
werking.
rtgangen
Ik heb daarstraks geprobeerd de kern-
funktie van het opbouworgaan te om
schrijven als: door het scheppen van
ontplooiingsmogelijkheden voor de
mensen meehelpen aan de kwaliteits
verbetering van de samenleving. De
vraag rijst nu: hoe probeert de stich
ting die funktie waar te maken?
Wij kunnen daarbij globaal twee „in
gangen" onderscheiden, één wat men
zou kunnen noemen indirekte ingang
en één direkte.
De indirekte ingang komt tot uitdruk
king door onze medewerking aan de
algemene bestuurlijke beleids
voorbereiding. Dit werk vindt door
gaans plaats in werkgroepen en kom
missies op provinciaal, regionaal en
plaatselijk niveau. Bij deze bezigheden
werkt de stichting met ETI, PPD en
andere instellingen samen en timmert
als zodanig weinig aan de weg. De in
vloed is vaak maar moeilijk merkbaar.
Onze stichting zal daarbij in het bij
zonder de aandacht vragen voor de
maatschappelijke motieven in de be
leidsvorming, opdat deze een even
zwaar of mogelijk zelfs een zwaar
der accent krijgen dan de ekono-
mische en technische motieven. Dit
heeft immers direkt te maken met de
wens om het volle pond te geven aan
al diegenen voor wie de bestuurlijke
maatregelen zijn bedoeld.
Enkele voorbeelden kunnen onze
specifieke inbreng misschien verdui
delijken.
Zo zal in de sfeer van de ruimtelijke
ordening onze aandacht in het bij
zonder uitgaan naar wat men noemt
de sociaal-kulturele paragraaf in
streek-, struktuur- en bestemmings
plannen en naar een zodanige sprei
ding van voorzieningen, dat een zo
groot mogelijk resultaat wordt bereikt.
Nauw hiermee verwant is de woning-
bouw- en stedebouwsektor: hier zullen
wij speciale aandacht hebben voor het
onderzoeken van woonwensen, voor de
leefbaarheid van de wijken en de dor
pen en voor aangepaste woonvormen
als bijvoorbeeld bejaardenwoningen. Ik
noem u in dit verband als voorbeelden
het woononderzoek in Middelburg-
Zuid, het leefbaarheidsonderzoek in
Borsele, de studies over de binnen-
stadproblematiek in Zierikzee en
Vlissingen. In de sfeer van de arbeids
marktvraagstukken zullen wij ons in
het bijzonder bezighouden met de
scholingsmogelijkheden, met het beleid
rond de buitenlandse werkkrachten en
met onderzoek naar migratiemotieven.
In deze sektor past het migranten-
onderzoek, dat uitgevoerd wordt op
verzoek van de Zeeuwse Raad voor de
Arbeidsmarkt. Ook specifiek plaatse
lijke arbeidsmarktproblemen komen
aan de orde zoals de omschakelings-
problematiek die in Yerseke gaat
spelen wanneer de schelpdieren-
kuituur gaat wegvallen.Ook speelt onze
inbreng een rol in de sfeer van de ge
meentelijke beleidsvorming en de
intergemeentelijke samenwerking.
Voorbeelden hiervan zijn de medewer
king aan gemeentelijke struktuur-
nota's, de regionale basisplannen voor
de rekreatie, het meestuderen over
gewestvorming.
Wij rekenen het tenslotte ook tot onze
taak om rijksplannen zoals het rapport
„de ontwikkeling van Zuid-West-Neder
land" te toetsen op hun maatschap
pelijke verdiensten voor onze pro
vincie.
In dit verband is het prettig te kunnen
konstateren, dat zowel de gezamen
lijke kerken in Zeeland als ook de
vakcentrales vaak op dezelfde golf
lengte werken; de kerken blazen hun
partij duidelijk mee in hun Interkerke
lijk Deltaberaad, waarin ook ons insti
tuut deelneemt, terwijl er haast dage
lijkse kontakten zijn met het overleg
orgaan van de drie vakcentrales.
Naast deze indirekte ingang beschikt
ons instituut over een direkte. Ik doel
hierbij op de plannings- en stimule
ringswerkzaamheden op de diverse
welzijnsterreinen. Het gaat hierbij om
de verbetering van wat men de sociaal-
kulturele infra-struktuur noemt. Deze
is direkt van invloed op de ontplooi
ingsmogelijkheden van de mensen en
is daardoor een zeer belangrijke
voorwaarde voor de verbetering van
de kwaliteit van de samenleving. De
hier bedoelde werkzaamheden worden
gedeeltelijk verricht in eigen beheer
door onze raden voor kuituur, jeugd,
sport en maatschappelijke dienstverle
ning en voor een ander deel door
medewerking aan de planning die bui
ten de direkte verantwoordelijkheid
van ons instituut valt, zoals het onder
wijs, de rekreatie en de volksgezond
heid. Het onderscheid tussen eigen en
niet-eigen beheer is overigens slechts