vijfentwintig jaar stichting zeeland
21
door ons dan ook van harte toe
gejuicht, hoewel over de wijze waaróp
nog gedegen overleg gepleegd zal
moeten worden.
Knelpunten
Voor deze gelegenheid heb ik niettemin
gezocht naar een beperkt aantal, in
onze ogen belangrijke, toekomstige
knelpunten in de Zeeuwse ontwikkeling.
Er is dus een keuze gemaakt, wat na
tuurlijk niet wil zeggen dat de niet ge
noemde zaken geen knelpunten zouden
zijn.
Bij het formuleren van de knelpunten
bleken zij bijna allemaal terug te voe
ren te zijn tot één gemeenschappelijke
noemer, namelijk de kleine schaal van
Zeeland en de daarbij behorende
noodzaak van samenwerking.
Met de kleine schaal in Zeeland zullen
we dacht ik moeten leren leven,
onafhankelijk van de vraag of de pro
vincie nog zal groeien en zo ja, hoe
veel. De prognoses over de groei ver
anderen haast met de dag. Maar ook
een Zeeland met 421.000 inwoners of
zelfs met een half miljoen zal nog een
kleinschalig gebied zijn.
Supervoorzieningen verlangen we niet,
mogen we ook niet verlangen, dacht
ik. Persoonlijk vind ik, dat het ont
breken daarvan ook een beetje de
charme van Zeeland uitmaakt. Maar
Zeeuwen zijn volwaardige Neder
landers misschien wel meer dan dat
en de verdelende rechtvaardigheid
eist dat de getalsmatige benadering
niet altijd de doorslag zal mogen
geven. Ook de heren Lambooy en
Verburg hebben daar op gewezen.
Bij onze pogingen om de eis van een
redelijk voorzieningenpatroon aan de
ene kant, en de kleinschaligheid van
Zeeland aan de andere kant zo goed
mogelijk met elkaar in overeenstem
ming te brengen, zal vooral de ruim
telijke ordening een centrale rol
spelen.
Heel belangrijk is hier de vraag of
allerlei voorzieningen gekoncentreerd
of gespreid moeten worden. Aan het
opstellen van een zogenaamde hiërar
chie van de woonkernen wordt serieus
gewerkt door een groepje deskundigen
van PPD, ETI en onze stichting. Met
plezier hebben het ETI en wij gekon-
stateerd dat ook bij het streekplanwerk
een nieuwe aanpak wordt overwogen,
waarbij de PPD streeft naar een
grotere inbreng van de andere dien
sten. Als speciale wens zou ik naar
voren willen brengen het vormen van
een inspraakteam, dat zou kunnen
proberen passende vormen van in
spraak bij de ruimtelijke ordening te
ontwerpen en tevens assistentie te ver
lenen bij plaatselijke en regionale in
spraakprocedures.
In het kader van de bestuurlijke samen
werking tussen gemeenten zal het
regionaal besef nog verder moeten
groeien. Het terugbrengen van het
aantal gemeenten van 101 naar 30 is
al een belangrijke stap geweest, maar
het spreidings- of koncentratiebeleid
zal verdergaande gemeentelijke
samenwerking noodzakelijk maken.
Hoewel wij bij ons werk op dit punt
nog wel eens worden teleurgesteld is
op bepaalde terreinen al een ver
heugende samenwerking merkbaar.
De schaalvergroting in het vlak van
het gemeentelijk bestuur zal voor
gemeenten met een grotere hoeveel
heid kernen zoals Borsele en Tholen
tevens de noodzaak van schaalverklei
ning met zich meebrengen om het
kontakt tussen bestuur en burgers te
behouden. Het onderzoek dat momen
teel in de gemeente Tholen wordt
uitgevoerd kan hiervoor interessante
uitkomsten leveren.
Over het vraagstuk van de industria
lisatie hebben de beide andere in
leiders al uitvoerig gesproken. Ik wil
dan ook volstaan met te zeggen dat
voor mij het belang van de werkge
legenheid van de Zeeuwse bevolking
in het bijzonder die in Zeeuwsch-
Vlaanderen voorop staat en dat het
belangrijkste knelpunt zal zijn het
behoud van een aantrekkelijk leefmilieu
in de provincie. In de arbeidsmarkt-
sektor speelt vooral het grote belang
van een aantrekkelijke, gevarieerde
infra-struktuur, en daarnaast de nood
zaak van goede voortgezette oplei
dingen voor de jongeren. We moeten
overigens konstateren dat voor de
arbeidsmarktpositie van Zeeland vaak
niet zozeer de wérkelijke infra-struk-
turele toestand bepalend is als wel de
gedachte situatie. Telkens weer blijkt
dat Zeeland door de buitenwacht nog
steeds als het Borneo van Nederland
wordt beschouwd, zoals een van onze
medewerkers het onlangs uitdrukte. Ik
herinner u hierbij aan het enige jaren
geleden gehouden IMAR-onderzoek
naar sollicitatiegedrag en sollicitatie
voorkeur, waarbij Zeeland onderaan
op de verlanglijst bleek te staan. Zelf
hebben wij gemerkt dat het aantal sol
licitanten bij andere opbouworganen
voor eenzelfde funktie een veelvoud is
van het onze: onlangs nog hadden wij
tien sollicitanten (waaronder twee Bel
gen) terwijl Brabant en Zuid-Holland
er beide meer dan honderd hadden.
Uit een nog niet afgerond landelijk mi-
grantenonderzoek is nu al gebleken
dat de onaantrekkelijkheid die men
onze provincie ten onrechte toedenkt
nauw samenhangt met de onbekend
heid. Wij zijn voor veel mensen van
buiten blijkbaar nog steeds een pro
vincie waar frisse boerenmeisjes nog
zelf margarine maken, waar je alleen
maar naar de basisschool en naar de
mavo kunt, waar de nieuwste film van
Pim en Wim pas het volgend jaar komt
en waar het volgens Jan Wolkers ook
nog stinkt. Voor mij persoonlijk is dit
beeld onbegrijpelijk. Na ruim twee jaar
in Zeeland te hebben gewoond kan ik
mij nauwelijks een prettiger leefklimaat
indenken.
Een professionele aanpak van de
beeldvorming rond Zeeland lijkt mij
een dwingende eis, hoewel er voor wat
mij betreft nu ook weer niet al te veel
mensen moeten komen.
Voor de direkte verbetering van de
sociaal-kulturele infrastruktuur is het
zogenaamde Bijzonder Regionaal Wel
zijnsbeleid van groot belang geweest.
Sinds 1960 is door het rijk voor zwem
baden, kulturele gebouwen, dorps
huizen en wijkcentra, wijk- en kruis-
gebouwen, sportvelden, sporthallen en
sociale werkplaatsen in totaal voor een
kleine ƒ7.500.000,aan stimulerings
subsidies uitgekeerd. Hierbij zijn niet
inbegrepen de subsidies voor extra
aktiviteiten, waarvan het juiste bedrag
niet te bepalen is. Daar is uit het pro
vinciaal ontwikkelingsfonds nog eens
een bedrag van een kleine 1.300.000,
bijgekomen.
Helaas wordt dat beleid voor Zeeland
nu afgebouwd, dat wil zeggen het wordt
geleidelijk aan beëindigd. Het is een
ervaringsgegeven, dat extra ekono-