van een kapstok, die zowat alles kan dragen 25 heer Kaland. De provincie Zeeland is een deel van het geheel. We leven niet op een eiland, maar we hebben een nationale, misschien wel een mon diale taak. Verandering van mentaliteit is „provinciaal" hoegenaamd niet mogelijk. Moet nu een regio maar afwachten wat er van boven komt of moet zij zelf initiatieven nemen om bijvoorbeeld de gedachten van de „Werkgroep-Toekomst" in het beleid te verdiskonteren? Dat laatste gebeurt naar het oordeel van de heer Kaland al zoveel mogelijk en het zal ook tot uiting komen in de adviezen, die worden gegeven. Arbeidsintensieve bedrijven, zo po neerde de heer H. Eversdijk, zijn vaak schoner. Maar waar halen we die voor Zeeland vandaan? De Axelse vlakte heeft er ruimte voor. Een moeilijke zaak, zei prof. Lambooy, als het Ver burg niet lukt, dan lukt het niemand. Nodig is een nationaal-regionaal be- beleid, waarin allerlei aspekten van arbeidsmarkt, milieubelasting enz. regionaal en per sektor geïntegreerd naar voren komen. Dat laatste onderstreepte hij nog eens naar aanleiding van een opmerking van de heer H. W. A. Koch, die tussen des professors inleiding van deze dag en een kort daarvoor gehouden rede voering een tegenstelling had ontdekt. Toen had professor Lambooy namelijk gezegd, dat de problemen in de Rand stad Holland ernstiger waren dan die in de periferie. Professor Lambooy zag die tegenstel ling niet. De grote ruimtelijke proble men liggen in de Randstad, problemen van wonen en verkeer (kongestie). Daar is de woningnood kwantitatief veel groter dan in de randprovincies en zijn de leefomstandigheden aanzien lijk slechter. Het gaat erom de mensen te helpen en niet om de vraag in welke regio zij wonen. Daarom is die natio nale regionale politiek ook zo nood zakelijk. De heer Koch vond verder, dat de inleiding van de heer Verburg wat klagend was en die van de heer Mutsaers wat optimistischer gesteld. Ik heb niet geklaagd, zei de ETI- direkteur, alleen maar gewezen op nadelige verschillen voor de regio in vergelijking met grote steden. Daar kosten allerlei zaken veel meer geld als gevolg van bijvoorbeeld kongestie. Voorbeeld: de vlottende schuld per inwoner van Amsterdam ligt 700, hoger dan in Vlissingen. Met de vraag hoe het forum aktie- groepen, speciaal met bekommernis om het leefmilieu, zag, had men niet zoveel moeite. Van de heer Mutsaers kwam de reaktie, dat de Stichting Zee land die aktiegroepen alle hulp wil verlenen, maar dat zij zich wel demo- kratisch dienen op te stellen en zich aan de regels van het .fatsoen houden. De heer Kaland had er geen enkel bezwaar tegen, dat de aktiegroepen de zaken overbelichten, als zij maar beseffen, dat zij niet altijd hun zin kun nen krijgen. Professor Lambooy vond, dat de aktiegroepen recht hebben op eenzijdigheid en emotionaliteit, omdat in ons demokratisch bestel van af weging van alle belangen blijkbaar enkele zaken toch vergeten zijn. Is het wel juist, zo vroeg de heer Maljaars, dat de Stichting Zeeland zich op vrijwel alle terreinen van de Zeeuwse samenleving beweegt en is een zekere beperking niet aan te be velen, bijvoorbeeld op het terrein van de ruimtelijke ordening? Stichting Zeeland-direkteur Mutsaers nam de handschoen onmiddellijk op: waarom zouden wij niet mogen?, zo vroeg hij. Wij zijn geen maatschappelijk werkers, maar primair beleidsorgaan. Wij pro beren het maatschappelijk element op alle terreinen zoveel mogelijk naar voren te laten komen. Op het ene ge bied spreekt dat sterker dan op het andere. Waarom niet op het terrein van de ruimtelijke ordening? Als de Stichting Zeeland geen bijdrage levert, dan ontbreekt een stuk van het invul- materiaal. Stichting Zeeland-voorzitter Stenvert vulde aan: er moet zeer veel worden onderzocht. Als de stichting het niet doet, dan komt het voor rekening van een ander. Wat de stichting doet be hoort tot haar werk, is geheel in over eenstemming met haar doelstelling. Tussen de stichting en de provinciale diensten als waterstaat en planolo gische dienst is een principieel ver schil. Die laatsten behoren tot het ambtelijk apparaat. Alleen al uit de samenstelling van het bestuur van de Stichting Zeeland blijkt de relatie met de gehele Zeeuwse samenleving. Later, naar aanleiding van de vraag, of de stichting wel voldoende achter land heeft, wees de heer Stenvert nog eens op de manier, waarop de diverse raden zijn samengesteld. Op de weg van een zo breed mogelijke vertegen woordiging is de kulturele raad momenteel (met sekties) het verst gevorderd. Méér hoger beroepsonderwijs in Zee land is nodig, zo zei de heer H. Ver boon. Hij beriep zich daarvoor op het nationale spreidingsbeleid en stel de, dat Zeeland zich sterk moet maken voor een universiteit. Maar, zo voegde hij daaraan direkt toe, daarvoor is de kulturele infrastruktuur onvoldoen de. De vraag is nu: hoe kunnen we deze problematiek doorbreken? Het is zelfs zo, dat, als Zeeland geen uni versiteit krijgt, we de kans lopen, dat we straks alle hoger beroepsonderwijs verliezen. Nu gaan vele Zeeuwse jongens en meisjes naar universitei ten elders in het land. Maar waarom zouden jongelui van buiten de pro vincie niet naar een Zeeuwse univer siteit komen? Blijkbaar had het forum met dit onder werp zeer grote moeite. Er kwam alleen maar een korte reaktie van de heer Verburg. Hij had in geen enkel partijprogramma iets gevonden, dat erop zou kunnen wijzen, dat Zeeland meer diensten zou moeten krijgen. En daarom zag hij ook een univer siteit voorlopig nog niet komen. Met vraagsteller J. Hijmans was pro fessor Lambooy van oordeel, dat de overheid subsidies aan bedrijven openbaar dient te maken, zodat ieder-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 25