de betekenis van de dienstensector in de regionale ontwikkeling en voor de ruimtelijke ordening In het algemeen kunnen we stellen dat dit onderdeel van de tertiaire sektor dat ook wel wordt aangeduid met de naam van kwartaire sektor een noodzakelijke ontwikkeling in onze maatschappij is. Kunnen we de ter tiaire sektor in zijn algemeenheid aan duiden als een funktionele verbijzonde ring in de arbeidsverdeling, de kwar taire sektor is het antwoord op de onzekerheden van het maatschappelijk proces. Hoe meer onzekerheid, hoe meer informatie er gewenst is. De kwartaire sektor tracht door de infor matieorganisatie onze maatschappij althans voor de topbeslissers nog overzichtelijk te houden. Deze nieuwe sektor levert daarbij de basis voor de integratie van een steeds in om vang toenemende schaal van onze maat schappij. De Amerikaanse econoom Machlup heeft uitgerekend dat de totale kosten voor kommunikatie en informatie in de USA in 1958 al circa 29% van het bruto nationaal produkt uitmaakten, met een stijgende tendens ,0). De vier onderscheiden delen van de dienstensektor hebben derhalve een geheel verschillende relatie met de industriële produktie en hebben voorts ook verschillende lokatie-eisen. Zijn de detailhandel en de welzijnssektor primair op de bevolkingsomvang ge oriënteerd, en de begeleidingssektor vooral op de industrie, de beheers- sektor is primair op interaktie, infor matie en besturing georiënteerd. De hiervóór aangestipte opvatting dat alleen de industrie stuwt en de diensten sektor als geheel verzorgend zou zijn, klopt niet. Er zijn evenzogoed delen van de dienstensektor die regio naal exporteren: transportonder nemingen, ingenieursbureaus, advies bureaus en delen van het overheids apparaat zijn daar voorbeelden van. Maar wèl is het in het algemeen juist dat industriële bedrijven (uitgezon derd aan diep vaarwater gebonden bedrijven en dergelijke) veel vrijer zijn in hun lokatiekeuze dan bedrijven in de dienstensektor. Vooral door de toenemende kapitaalintensiteit en de automatisering. Daardoor is het be grijpelijk dat men voor de ontwikke lingsgebieden toch primair denkt aan bepaalde soorten expanderende in dustrieën, met name de chemische en de metaalnijverheid. We kunnen ons nu wat direkter af vragen welke betekenis deze verschil len hebben voor de ruimtelijke orde ning en de regionaal-ekonomische politiek. Konsekwenties voor de ruimtelijke ordening en de regionaal-ekonomische politiek Indien we letten op de regionale spreidingspatronen van de diensten sektor, dan zien we het volgende beeld: (tabel 3). Zoals te verwachten valt, hebben voor al de gebieden met een laag percen tage een snelle groei meegemaakt. Dit mag vooral worden toegeschreven aan de groei van de aan bevolking en inkomen gebonden delen van de dienstensektor, alsook aan de overheid. De snelle groei van deze delen is auto noom geweest, zonder speciale ove heidspremies, hoewel de welzijn: sektor natuurlijk voor een gedeelt steunt op de subsidies van CRk O W enzovoorts. Door de inhaalgroei in de regio's buite het Westen is het gemiddelde voo zieningenniveau aldaar vrij sterk gr stegen. De kwaliteit van het leven i in deze regio's gelukkig aanzienlijk vei beterd. We mogen evenwel stelle dat deze stijging niet in de eerst plaats aan de ruimtelijke ordening c de regionale politiek mag worde toegerekend, doch voor het grootst deel een autonome op inkomensgroe en bevolkingsomvang gebaseerd toename is. Medische en gezondheids diensten en onderwijs waren de sterk groeiers. De detailhandel behoord overal tot de zwakke groeiers. In het Westen werd de toename voo een belangrijk deel bepaald door d: handel, het bank- en verzekerings wezen en andere delen van de be geleidingssektor (de zogenaamd* professionele diensten en/of vrij* beroepen 11). Zoals gezegd zijn deze diensten veele. lokationeel gebonden aan de groot stedelijke milieus12). Dat betekent dat, indien in de nationale regionale poli tiek de houding van de overheid anti- urbaan is, ook de nationale dienst verlenende bedrijvigheid zou kunnen worden aangetast. Voor het nationale verzorgingsniveau is het van grote betekenis dat de grootstedelijke milieus op een kwalitatief hoog niveau blijven of worden gebracht. Dat betekent ook dat men uit nationaal oogpunt voor zichtig moet zijn teveel tertiaire en Tabel 3. De werkgelegenheid in de dienstensektor (1950 100) en de procentuele aandelen van deze sektor in de totale werkgelegenheid, per landsdeel, 1950-1973. 1950 Landsdeel 1960 1968 1973 (geschat) Index Aandeel Index Aandeel Index Aandeel Index Aandeel Noord 100 39,4 106 41,1 127 45,9 141 48,3 Oost 100 33,3 118 36,8 147 42,2 166 45,1 West (inklusief Zeeland) 100 51,4 118 54,5 139 57,9 151 59,5 Zuid 100 32,8 119 34,2 154 40,6 177 44,0 Bron: Centraal Planbureau, De Nederlandse economie in 1973. (Den Haag) 1971.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 8