de landbouw in het landschap
17
nodeloos geweld wordt aangedaan. Bij
die anderen behoeft daarvoor slechts
de bereidheid aanwezig te zijn om ook
b;jiten de eigen dagelijkse levenssfeer
de tweede helft van de twintigste eeuw
te willen aanvaarden. Dergelijke oplos
singen vereisen goed overleg en de
bereidheid daartoe, van alle betrokke
nen, is de laatste jaren duidelijk toe
genomen. Vooral bij de ruilverkave
ling en andere collectieve verbeterings-
werken is men elkaar beter gaan
„verstaan", hetgeen mede tot uiting
komt in het resultaat. Daar, waar in
dividuele boeren soms meerdere
overheidsinstanties tegenover zich vin
den, is de situatie wel eens minder
bevredigend.
Ruilverkavelingen
Tegen deze achtergrond wil ik de al
genoemde ruilverkavelingen wat nader
bezien „De Poel" en „Kapelle-We-
meldinge". Het eerstgenoemde blok
beslaat een van de oudste cultuurge
bieden van Zeeland, waar de histori
sche landschapsvormen bovendien een
bijzonder taai leven hebben gehad.
Ergo, ingrijpende veranderingen in het
landschapsbeeld zijn er landbouwkun-
cig gezien noodzakelijk, terwijl de aan
trekkelijkheid van het bestaande voor
anderen er juist bijzonder groot is.
Maar ook in „De Poel" kan men de
klok niet stil zetten en de verbete-
ringswerken zijn er in volle uitvoering.
Doch niet in het gehele gebied. Plm.
50 ha, waar het oude heggenlandschap
het beste bewaard is gebleven, zal, als
cultuurmonument, door de overheid
(het Staatsbosbeheer) worden aange
kocht, terwijl een andere oppervlakte
van ongeveer 165 ha slechts zeer
summier zal worden verbeterd om het
als ganzenreservaat te laten voortbe
staan. Bovendien is er later nog be
sloten om boeren in de rest van het
gebied in de gelegenheid te stellen
voor mooie stukjes heg beheersover
eenkomsten met het Staatsbosbeheer
af te sluiten, teneinde ook daar iets
van het oude te behouden.
Met de meeste betrokkenen meen
ik, dat dit alles moet worden toegejuicht
en dat er sprake is van redelijke op
lossingen. Toch zijn deze niet zonder
problemen, zeker niet als men het oog
richt op het toekomstige beheer. Om
de reservaten te laten functioneren
moet er namelijk landbouw blijven en
dat zal er met het voortschrijden van
de agrarische ontwikkeling niet gemak
kelijker op worden. Met het heggenre-
servaat zal het wat dat betreft nog wel
loslopen. Het gebied is niet zo groot,
zodat het Staatsbosbeheer het desnoods
in eigen beheer zal kunnen nemen. De
toekomst van het ganzenreservaat is
echter wat moeilijker te beoordelen.
Daar blijft de eigendom bij particulie
ren en die zullen er door middel van
landbouw een opbrengst uit moeten
kunnen halen, wil het gebied in cultuur
blijven. Op zichzelf is de toestand daar
voor niet ongunstig. Van de ongeveer
40 gebruikers wonen er maar enkelen
in het gebied en die krijgen een goed
verbeterde bedrijfskavel. De rest woont
elders en in de regel zijn deze boeren
voor hun bestaan slechts in beperkte
mate afhankelijk van de grond in het
reservaat. Dat is de reden, dat de hui
dige exploitatie in hoofdzaak het wei
den van jongvee en slachtvee voor
lopig nog wel zal kunnen doorgaan.
Hoewel de beoordeling van de gevon
den oplossingen op hun toekomst
waarde dus nog niet zo ongunstig
uitvalt, blijkt uit het voorgaande ook
nog iets anders. Ik bedoel de grote
afhankelijkheid van die toekomstwaarde
van betrekkelijk toevallige omstandig
heden: bij een andere gebruiks- en ei
gendomsstructuur bijvoorbeeld tien
bedrijven, geheel binnen het reservaat
zou de nu gevonden werkbare op
lossing voor het ganzenreservaat waar
schijnlijk géén reële propositie zijn ge
weest. Verder zal bij het maken van
eventuele bestemmingsplannen voor dit
gebied terdege rekening moeten wor
den gehouden met de wensen van de
landbouwer. Een en ander illustreert
bijzonder duidelijk de gecompliceerd
heid van dit soort problemen.
In de ruilverkaveling „Kapelle-Wemel-
dinge" maken we kennis met een vol
komen andere situatie. Daar wordt het
landschapsbeeld beheerst door de fruit
teelt op voornamelijk de kreek-
ruggronden tussen beide gelijknamige
dorpen. Die fruitteelt is er bovendien
een vrij recent verschijnsel zó
recent, dat hoogstambomen er zelfs nau
welijks voorkomen. De structuur van
de desbetreffende, in hoge mate dyna
mische bedrijven is echter sterk ver
ouderd. Voor een verdere ontwikkeling
zijn ruilverkaveling, bedrijfsvergroting
en verbetering van de infrastructuur
dringend nodig. Dat kan evenwel ge
beuren zonder een wezenlijke beïn
vloeding van het landschapsbeeld,
zodat er in dit geval van een conflict
r■■■-: -Ó fetors