WAT ZEGGEN DE KAARTEN Ir. P. J. 't Hooft In de jaren zeventig en tachtig van de zestiende eeuw tekende Christiaan Sgroten kaarten van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse delta. Het zijn, zo men wil „stafkaarten" gemaakt in opdracht van de Spaanse regering. Alles wat voor de oorlogsvoering belangrijk kon zijn, staat er op. Niet alleen de bewoon de gebieden dus, maar ook al het ver dronken land, dat bij niet al te hoge vloeden begaanbaar bleef en nog vol stond met de ruïnes van de oude be bouwing. Zo is er goed te zien hoe Zee land er aan het eind van onze middel eeuwen uitzag. Er zijn ettelijke eilan den, zeearmen en smallere geulen en kreken. Arnemuiden, Middelburg en Goes liggen direct aan open vaarwater, Sluis en Oostburg zijn steden aan het Zwin, dat zelf in open verbinding staat met de Braakman. De vaste wal van West-Zeeuwsch-Vlaanderen ligt 10 tot 15 km zuidelijk van de huidige. Het ver dronken land van Zuid-Beveland en Saeftinge waren in 1500 bewoond en in cultuur, evenals dat van Wolfaarts- dijk, Noord-Beveland en het eiland Borsele. Toen Sgroten die kaarten tekende, dreef een deel van dat verdronken land al tientallen jaren. De hevige november stormen van 1530 en de januariramp van 1532 hadden ze van de kaart ge veegd. Gerard Mulert in 1530 met „groten perickelen van den lijve" in Goes gear riveerd, schrijft in een ambtelijk rap port: „alwaer wij suidwaerts, oest- waerts ende west-waerts niet en conen gesien dan de huysen en de kercken en de bomen en geen lant"! Laten we dat verdronken land buiten beschouwing, dan zien we dat vóór 1600 Duiveland, Schouwen en Tholen aardig door de rampen zijn heenge- scharreld; de Roompot en het Sloe zijn 10 tot 15 km breed geworden en van Zuid-Beveland is alleen de kern over. In Zeeuwsch-Vlaanderen is niet veel veranderd. Noord-Beveland, Wolfaarts- dijk gedeeltelijk en Borsele drijven. Het water besloeg toen ruw geschat 65- van ons landschap, nu is dat nog 40 Vergelijken we de kaart van Sgroten met de kaart die de Hattinga's om streeks 1750 van onze eilanden teken den (prachtig landmeterswerk) dan zien we dat Zeeland in de tus senliggende 150 jaar in hoofdzaak zijn huidige gedaante gekregen heeft. Schouwen en Duiveland zijn ter hoogte van het Gouwe Veer aan elkaar vast gegroeid. De Oude Polder met het dorp Sint-Philipsland is voor de zoveelste keer beverst. Tholen blijft met vallen en opstaan Tholen. Noord-Beveland is er weer; de Roompot en het Sloe zijn veel smaller geworden. Borsele zit voor het eerst vast aan Zuid-Beveland en „de Zak'' en „het Oosteind" zijn duidelijk herkenbaar. De Zeeuwsch-Vlaamse kust volgt in hoofdlijnen het huidige tracee; het Zwin eindigt ter hoogte van Sluis, maar de Braakman dringt nog tot Axel het land binnen. Reimerswaal en Saef tinge zijn van de kaart verdwenen. Het oude land Het oude land bestond uit opwassen met primitieve dijkjes, de wegen volgen de zandruggen, die boven de inklinkende veen- en zavelgronden kwamen te lig gen. De afwateringen en erfscheidin- gen volgen de willekeur van dit gescha pen patroon en vormen met hun be plantingen van manshoge heggen en verder opgaand hout een boeiend, klein-schalig landschap. Er is niet veel meer van over, een paar sporen bij de Doolman en in de Poel bij Nisse, ook nog iets in de driehoek tussen We- meldinge, Kattendijke en Kapelle; voorts een enkel weeltje in het platte van Schouwen en een paar plekjes rondom Aardenburg en Hulst. En dat alles dan nog met een zwaar achttien- de-eeuws stempel. Op de kruispunten van de wegen zijn nederzettingen ontstaan. Voorzover ze uitgegroeid zijn tot dorpen, liggen ze 5 km uit elkaar. Dat is een redelijke afstand: één uur gaans en dus een half uur om de omringende akkers te be reiken. Van de duinen van Valkenisse of de Hoge Hil in Domburg ligt zo'n landschap als een landkaart voor ons. De schaal is één uur gaans van toren tot toren en drie, vier torens ver ligt de Lange Jan. Dat is net een dagreis heen en weer voor een wekelijks markt bezoek. De dorpen zijn eenvoudig van structuur: de kerk in het midden en de huizen in een kring er om heen. Dat lijkt lo gisch, als de kerk niet alleen het gods dienstig, maar ook het maatschappelijk en administratief centrum is. Maar die logica gaat niet op, want dan zou die kerk er al gestaan moeten hebben voordat er een gemeenschap was die haar kon bevolken en onderhouden. Hoe is die vorm dan ontstaan? Sedert Boxhorn en Smallegange is er gegoocheld met Kelten en Gothen, hei dense en gekerstende altaren en stra tegisch vernuft tegen Noorse rovers. Laten we het houden op de conclusie van Dr. Dekker: er is niets zinnigs over te zeggen, maar die merkwaardige vorm blijft ons intrigeren en is een diepgaand onderzoek waard. Onder zoekers kunnen terecht op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Daarbuiten komt deze vorm behoudens enige analogie met de Groningse terpdorpen niet voor. De bebouwing, die Sgroten bij zijn veld werk gezien heeft, was vrij primitief. Veel houten huizen en schuren; hier en daar een stenen topgevel met kruis kozijnen en dief-ijzers voor de ramen. De gotische kerken staan er dan een paar honderd jaar en worden al ge restaureerd of verbouwd. Dorp en land schap waren intensief beplant met hoog opgaande bomen. Dat moest ook wel, want hout was naast een beetje ,,da- rinck" de enige brandstof. De nieuwe vorm Bij het begin van de 17e eeuw was het overal om ons heen volop renais sance. Bij ons was het oorlog! Misschien is dat één van de redenen waarom de renaissance onze streken nauwelijks heeft beroerd. Van een sterk mystiek bepaalde en subjectief beleefde go tische ruimtevorm gaan we vrijwel di rect naar een streng wetenschappelijk classicisme, met zuiver geometrische plattegronden en stereometrisch be paalde bouwlichamen. Vanwege de oor log beginnen deze vormen bij ons met de frontier-vestingen. Parma liet ze aan leggen, Maurits en Frederik-Hendrik veroverden ze en lieten ze uitbouwen. De wallen van Hulst zijn nog een gaaf voorbeeld van dit „oud-hollands sy steem". Later wordt dat door Menno van Coehoorn bijgevijld tot het „nieuw hollands systeem" met de ster vormige ravelijnen en singels, die eeuwenlang de duidelijke grens tussen stad en landschap gevormd hebben. In IJzendijke is nog steeds het strakke stedebouwkundige patroon aanwezig, dat binnen de vesting thuis hoorde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1973 | | pagina 31